ECLI:NL:RBDHA:2024:763
Rechtbank Den Haag
- Verstek
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen de uitspraak van de rechtbank inzake asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 januari 2024 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 17 november 2023. De opposant had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 5 september 2023, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. De rechtbank had het beroep van de opposant kennelijk ongegrond verklaard, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat de staatssecretaris niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Oostenrijk kon uitgaan.
De opposant heeft verzet ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoert dat hij wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt dat Oostenrijk zich niet aan de Verdragsverplichtingen houdt en dat klagen bij de autoriteiten daar bij voorbaat zinloos is. Hij verwijst naar zijn ervaringen in Oostenrijk, waar hij zegt te worden geconfronteerd met materiële deprivatie en een gebrek aan basisvoorzieningen.
De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was en of er reden was om te twijfelen aan de ongegrondheid van het beroep. De rechtbank concludeert dat de opposant niet aannemelijk heeft gemaakt dat Oostenrijk zich niet aan de internationale verplichtingen houdt en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing blijft. De rechtbank heeft ook overwogen dat het aan de opposant is om klachten over de asielopvang in Oostenrijk bij de Oostenrijkse autoriteiten in te dienen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak van 17 november 2023 in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.