ECLI:NL:RBDHA:2024:7623
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op 27 september 2022. De Staatssecretaris heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens hem verantwoordelijk was voor de asielaanvraag van eiser. Op 17 november 2022 heeft de Staatssecretaris de Italiaanse autoriteiten verzocht om eiser over te nemen op basis van de Dublinverordening. Italië heeft echter niet binnen de gestelde termijn gereageerd, waardoor de Italiaanse autoriteiten op 18 januari 2023 fictief akkoord zijn gegaan met het verzoek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiser. Echter, eiser heeft een ingebrekestelling ingediend voordat de verlengde beslistermijn was verstreken. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn was verlengd met negen maanden op basis van het WBV 2023/3. Hierdoor was de termijn voor het nemen van een besluit op de aanvraag nog niet verstreken op het moment van de ingebrekestelling.
De rechtbank concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep van eiser wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt op 13 mei 2024.