ECLI:NL:RBDHA:2024:7620

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
10823734 RL EXPL 23-20067
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verloning van advocaatkosten en uitleg van vaststellingsovereenkomst in arbeidsrechtelijke context

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een (ex-)werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn voormalige werkgever, Ceva Santé Animale B.V. De zaak betreft de verloning van advocaatkosten die door Ceva zijn betaald in het kader van een vaststellingsovereenkomst die op 31 maart 2023 is gesloten. De (ex-)werknemer vorderde betaling van een bedrag van € 14.373,26 netto, dat hij meende te vorderen als gevolg van een onjuiste verrekening van advocaatkosten met zijn salaris. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de advocaatkosten ten onrechte als brutoloon zijn aangemerkt en dat Ceva deze kosten niet bij de werknemer mocht belasten. De rechter oordeelde dat de afspraken in de vaststellingsovereenkomst niet duidelijk maakten dat de advocaatkosten als brutoloon moesten worden verrekend. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] toegewezen en Ceva veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in vaststellingsovereenkomsten, vooral met betrekking tot de fiscale behandeling van vergoedingen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CdW+NvE/c
Zaak-/rolnr.: 10823734 RL EXPL 23-20067
21 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] ,wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. N.T.C. Vuik,
tegen
de besloten vennootschap Ceva Santé Animale B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Naaldwijk,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.N.A. Kilian.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” en “Ceva”.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 27 november 2023, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de akte overlegging producties van de zijde van [eiser] .
1.2.
Op 5 april 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen [eiser] in persoon, bijgestaan door mr. Vuik, en [naam] namens Ceva, vergezeld door tolk S. de Tonnac de Villeneuve en bijgestaan door mr. Kilian. Daarbij heeft mr. Kilian spreekaantekeningen overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op vandaag.

2.Feiten

2.1.
[eiser] is op 15 september 2020 in dienst getreden bij Ceva en had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [eiser] was laatstelijk werkzaam in de functie van ‘Country Manager Benelux’ tegen een bruto maandsalaris van € 12.223,89 exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
Partijen hebben ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst op 31 maart 2023 een vaststellingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan het dienstverband op 1 augustus 2023 is geëindigd. De onderhandelingen zijn enige tijd gevoerd door de (toenmalige) advocaten van partijen, maar uiteindelijk hebben partijen rechtstreeks de onderhandelingen gevoerd. In de e-mails tussen [eiser] en Ceva (mw. [naam] ) is onder meer het volgende geschreven:
Op 27 maart 2023 13:57 uur van [eiser] aan [naam] :

(…) I indicated by phone that the estimated legal fees will be around 30K, where I want CEVA to pay all costs above 15K, (…) Otherwise, most of the additional compensation will have to be spent on paying the legal fees, which puts me in a difficult financial position. All these costs paid by Ceva are fiscally deductible anyhow. (…)
  • Ceva deducts 15K from my additional compensation. Ceva will not pay me 80K, but 65K. For Ceva this doesn’t make any difference, for me it significantly will.
  • All remaining legal costs above 15K (to be specified, but estimated around another 15K) will be paid by Ceva directly to my lawyer.
(…)”.
Op 28 maart 2023 8:04 uur van [naam] aan [eiser] :

(…) Ok it’s understood
In order to accept the agreement, I need to limit the lawyer costs to 30K (=15K for me).
(…)”.
Op 28 maart 2023 11:21 uur van [eiser] aan [naam] :

(…)
I agree. Then the agreement regarding the legal fees will look as follows:

Legal costs up to 15,000 € will be for CEVA’s account and will be reimbursed directly to my lawyer (…) Additional legal costs as from 15,000 € will be for my account, but paid directly by CEVA to my lawyer on the basis of an invoice issued in my name and shared by my lawyer and set off completely against my additional compensation. This set-off should of course be specifically detailed in the payslip. For clarification purposes, if the legal costs would be in total 35K, 15K would be paid directly by CEVA to my lawyer and the remaining 20K will also be paid to my lawyer, but deducted from my additional compensation. In this example the additional compensation would then be decreased to 60K.
(…)”.
2.3.
Op 28 maart 2023 heeft [naam] namens Ceva aan de advocaten van beide partijen meegedeeld dat er een regeling is bereikt en wat die regeling inhoudt en verzocht om een overeenkomst op te stellen.
2.4.
In de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst staat onder meer het volgende:
artikel 4

Employer pays a compensation for the costs of legal assistance to a maximum of€ 15,000,-- to be increased by office fee and VAT after receiving an invoice of the attorney in law of employee. Legal costs above € 15,000,-- to be increased by office fee and VAT will also be paid by employer and will be deducted from the compensation of € 80,000,-- gross (for example: if the legal costs amount to € 35,000,-- ex vat, € 15,000,-- to be increased by office fee and vat will be paid directly by Ceva to employees lawyer and the remaining of € 20,000,-- will also be paid to employees lawyer, and will be deducted from the compensation of € 80,000,--, so € 60,000,-- gross of compensation will be remained).
en in artikel 18 zijn partijen na afhandeling van de bepalingen in de vaststellingsovereenkomst een finale kwijting overeengekomen.
2.5.
In het kader van de financiële afwikkeling van het dienstverband, heeft [eiser] in totaal vier salarisstroken van Ceva ontvangen. In die loonstroken staat, voor zover relevant, het volgende:
Salarisstrook volgnr. 1
SPECIFICATIE
OPBOUW
TM-PERIODE
Tabel
Tarief
Tabel
Tarief
TRANSITIEVERG.
85.890,55
85.890,55
85.890,55
BRUTO
85.890,55
85.890,55
HEFF.PL.LOON
85.890,55
85.890,55
LB/PR.VOLKSVZ
-42.515,82
42.515,82
NETTOLOON
43.374,73
43.374,73
UIT TE BETALEN
SALARIS
€ 43.374,73
Salarisstrook volgnr. 9
SPECIFICATIE
OPBOUW
TM-PERIODE
Tabel
Tarief
Tabel
Tarief
VAKANTIEUREN
20.451,51
20.451,51
20.451,51
VAKANTIE TOESL
-3.389,01
-3.389,01
8.834,91
BRUTO
20.451,51
-3.389,01
115.464,26
BYTEL ADV.KST
29.036,91
29.036,91
HEFF.PL.LOON
49.488,42
-3.389,01
141.630,01
LB/PR.VOLKSVZ
-24.496,77
1.677,57
64.751,13
NETTOLOON
-4.045,26
-1.711,44
41.013,21
UIT TE BETALEN
€ -5.756,70
Salarisstrook volgnr. 2
SPECIFICATIE
OPBOUW
TM-PERIODE
Tabel
Tarief
Tabel
Tarief
TRANSITIEVERG.
900,00
900,00
86.790,55
BRUTO
900,00
86.790,55
HEFF.PL.LOON
900,00
86.790,55
LB/PR.VOLKSVZ
-445,50
42.961,32
NETTOLOON
454,50
43.829,23
UIT TE BETALEN
SALARIS
€ 454,50
Salarisstrook volgnr. 11
SPECIFICATIE
OPBOUW
TM-PERIODE
Tabel
Tarief
Tabel
Tarief
NABET. VERLOF
27.463,34
27.463,34
27.463,34
VAKANTIEUREN
-20.451,51
-20.451,51
VAKANTIE TOESL
584,32
584,32
9.419,23
BRUTO
-20.451,51
28.047,66
123,060,41
HEFF.PL.LOON
-20.451,51
28.047,66
149.226,16
LB/PR.VOLKSVZ
10.123,50
-13.883,59
68.511,22
NETTOLOON
-10.328,01
14.164,07
44.849,27
UIT TE BETALEN
SALARIS
€ 3.836,06
2.6.
Ceva heeft een bedrag van in totaal € 29.036,91 inclusief BTW aan advocaatkosten aan het kantoor van de gemachtigde van [eiser] betaald.
2.7.
Bij e-mails van 19 oktober 2023 en 16 november 2023 heeft de gemachtigde van [eiser] Ceva gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 14.373,26 netto.

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van Ceva bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen:
een bedrag van € 14.373,26 netto te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagtekening van het in deze kwestie te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
een bedrag van € 7.186,63 netto aan wettelijke verhoging te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagtekening van het in deze te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
het bedrag ad € 3.440,11 ter zake buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagtekening van het in deze te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
de kosten van dit geding te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis – en voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
althans zodanig vonnis te wijzen als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren.
3.2.
[eiser] legt aan deze vordering het volgende ten grondslag. Volgens de salarisstrook met volgnummer 1 zou er een bedrag van € 43.374,73 netto aan [eiser] worden uitbetaald. Dit is echter niet gebeurd door een verrekening met het negatieve nettobedrag van de salarisstrook met volgnummer 9. Op deze strook zijn de totale advocaatkosten van € 29.036,91 ten onrechte als loon meegenomen waardoor een negatief nettobedrag van € 5.756,70 ontstaat. Dit bedrag is in mindering gebracht op de € 43.374,73 uitkering van salarisstrook met volgnummer 1. Er is dan ook een bedrag van € 5.756,70 netto te weinig aan [eiser] uitbetaald.
Daarnaast had [eiser] het netto-equivalent van € 17.062,50 (volgnummer 9) moeten ontvangen, zijnde € 8.616,56. Dit alles maakt dat [eiser] een netto totaalbedrag van € 14.373,26 (€ 8.616,56 + € 5.756,70) van Ceva te vorderen heeft. Voorts maakt [eiser] aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten van € 3.440,11 inclusief BTW, aangezien hij deze kosten heeft gemaakt ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Tot slot heeft [eiser] van Ceva te vorderen de wettelijke rente en de wettelijke verhoging.
3.3.
Ceva heeft gemotiveerd verweer gevoerd en stelt – kort gezegd – het volgende. [eiser] heeft niet toegelicht op welke grond hij recht zou hebben op een bedrag van
€ 5.756,70 netto. Het feit dat salarisstrook met volgnummer 9 uitkomt op een netto minbedrag van € 5.756,70 maakt nog niet dat [eiser] aanspraak zou kunnen maken op een netto vergoeding van € 5.756,70. Ook de vordering op het netto-equivalent van € 17.062,50 is niet terecht. [eiser] verliest namelijk uit het oog dat de betaling van zijn eigen advocaatkosten door Ceva dient te worden gekwalificeerd als brutoloon en daarover dient loonbelasting te worden betaald. De salarisstrook met volgnummer 9 is dus conform hetgeen partijen in de vaststellingsovereenkomst zijn overeengekomen. Ceva heeft de totale kosten van de advocaat (€ 29.036,91) als brutoloon verwerkt waardoor daarover loonheffing is geheven. Ceva stelt zich daarbij op het standpunt dat zij die vergoeding fiscaal moet verlonen en dat bij [eiser] zo in rekening mag brengen. Ceva zou anders voor de loonheffing opdraaien waardoor zij bijna het dubbele aan advocaatkosten kwijt is. Volgens Ceva wist [eiser] dat de vergoeding verloond moest worden en wat de maximale vrije ruimte is voor de werkkostenregeling, temeer nu hij werd bijgestaan door een deskundige. Een verdubbeling van de advocaatkosten is volgens Ceva nooit de bedoeling van de regeling geweest. Indien [eiser] een nettovergoeding had gewild, omdat bruto het uitgangspunt is, had hij dat moeten melden, aldus Ceva.

4.Beoordeling

4.1.
Vast staat dat de advocaatkosten conform de beschreven wijze in de vaststellingsovereenkomst zijn uitbetaald aan de advocaat van [eiser] en het deel dat voor rekening van [eiser] kwam, van zijn bruto beëindigingsvergoeding is afgetrokken. Partijen zijn het in zoverre dus eens dat dat op juiste wijze is uitgevoerd. De kern van het geschil is of de advocaatkosten van [eiser] , die Ceva (deels) heeft betaald, als brutoloon moet worden aangemerkt en als zodanig kan worden verrekend. [eiser] stelt dat die verloning van de advocaatkosten niet de bedoeling is geweest, terwijl Ceva stelt dat zij de vaststellingsovereenkomst conform de fiscale regeling heeft uitgevoerd. Beide partijen beroepen zich dan ook op de afspraken die zijn vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst en de verwachtingen die zij op grond daarvan mochten hebben.
4.2.
Dat Ceva fiscaal juist dient te handelen is niet in geschil tussen partijen, maar de vraag ligt voor wie de loonbelastinglast draagt. Daarvoor is de uitleg van de vaststellingsovereenkomst van belang. Voor de uitleg van hetgeen tussen [eiser] en Ceva ter gelegenheid van het aangaan van de vaststellingsovereenkomst is overeengekomen, komt het aan op de zin die [eiser] en Ceva in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van hun overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij alle omstandigheden van het geval van belang zijn (de Haviltex-maatstaf).
4.3.
Voor de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst op dit onderdeel zijn de e-mails tussen [eiser] en [naam] van belang. In die e-mails wordt gesproken over bedragen aan advocaatkosten zonder daarbij te benoemen of die bedragen bruto of netto zijn. Uit de tekst van de e-mails kan worden opgemaakt dat een deel van de kosten, € 15.000,-, voor rekening van Ceva zou komen. Het resterende deel van de kosten blijft gewoon voor rekening van [eiser] , maar dat deel zou van de bruto beëindigingsvergoeding worden afgehaald. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] daarover verklaard dat hij daarmee beoogde een bruto-nettovoordeel te verkrijgen. De verwachting van [eiser] was dan ook dat er geen andere kosten meer zouden zijn, mede ook gelet op de mededeling in de e-mail aan Ceva “
All these costs paid by Ceva are fiscally deductible anyhow". Nog los van de vraag of dit laatste fiscaal juist is, geeft dit wel de verwachting van [eiser] weer. Wat de verwachting van Ceva betreft is de mededeling “
I need to limit the lawyer costs to 30K (=15K for me).” relevant. Daaruit kan immers worden opgemaakt dat zij de verwachting had dat de advocaatkosten niet boven de 30K zouden uitkomen. Na deze e-mails is de vaststellingsovereenkomst opgesteld. Daarin wordt niet benoemd of de vergoeding van de advocaatkosten bruto of netto is. Opvallend is dat met betrekking tot de beëindigingsvergoeding en de transitievergoeding wel expliciet benoemd is dat die bedragen bruto zijn. De kantonrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat [eiser] uit de mededeling van Ceva over de maximum advocaatkosten redelijkerwijs niet hoefde te verwachten dat Ceva die kosten als een maximum bruto vergoeding heeft bedoeld, terwijl daartegenover Ceva wel redelijkerwijs had moeten begrijpen dat [eiser] een bruto/nettovoordeel op het oog had waarbij nog een expliciete voorbeeldberekening is gegeven. Hierbij weegt nog mee dat het niet ongebruikelijk is dat de loonbelasting over de advocaatkosten bij een vaststellingsovereenkomst voor rekening van de werkgever blijven. Dat het in dit specifieke geval om een aanzienlijk bedrag aan loonbelasting gaat maakt dat niet anders. Het had op de weg van Ceva gelegen om daar aan de voorkant duidelijkheid over te creëren.
4.4.
Anders dan Ceva heeft betoogd is de kantonrechter van oordeel dat de omstandigheid dat [eiser] mogelijk wist, of behoorde te weten, dat Ceva de vergoeding van de advocaatkosten fiscaal moet verantwoorden nog niet meebrengt dat hij die kosten moet dragen. In de vaststellingsovereenkomst staat omschreven welke kosten betaald worden en wat ontvangen wordt. Daarbij staat niet de verloning van de advocaatkosten genoemd. Voor zover Ceva heeft willen betogen dat [eiser] Ceva daarvoor had moeten waarschuwen omdat hij deskundige bijstand had, gaat dit niet op. [eiser] hoefde Ceva niet te behoeden voor mogelijke gevolgen van een regeling die is aanvaard. Ceva werd in eerste instantie ook juridisch bijgestaan en het opstellen van de vaststellingsovereenkomst is ook overgedragen aan de advocaat van Ceva. Dat Ceva kennelijk geen ruggenspraak heeft gehouden over het aanvaarden van de voorgestelde regeling en de mogelijke fiscale consequentie(s) daarvan niet of onvoldoende heeft overzien, kan niet tegen [eiser] worden opgeworpen. Dat is een beslissing van Ceva die voor haar rekening komt. Zij had zelf de consequenties van de regeling moeten bezien en bij (mogelijk) ongewenste gevolgen voor haar dat moeten beseffen alvorens akkoord te gaan.
4.5.
Het achteraf alsnog in rekening brengen van deze loonkosten bij [eiser] stuit af tegen de verleende finale kwijting “
The employer (…) and the employee grant each other, after effectuation of what is stipulated in this agreement and the appendix to this agreement (…) final discharge”. Er wordt immers finale kwijting verleend na uitvoering van hetgeen in de vaststellingsovereenkomst is bepaald. Zoals al eerder overwogen is daarin niet bepaald dat de advocaatkosten worden verloond. Die kosten dient Ceva daarom voor eigen rekening te nemen.
4.6.
Het voorgaande betekent dat Ceva ten onrechte de advocaatkosten heeft verloond en belast bij [eiser] . Niet weersproken is dat de negatieve loonstrook van € 5.756,70 in mindering is gebracht op de uitkering van € 43.374,73, zodat [eiser] dit bedrag nog toekomt. Verder heeft Ceva de berekening van het netto-equivalent van € 17.062,50 niet bestreden, anders dan dat de loonheffing over de advocaatkosten wel in mindering moest worden gebracht, zodat die vordering ook toewijsbaar is. Dit brengt de totaal toewijsbare vordering op € 14.373,26 (€ 8.616,56 + € 5.756,70) netto. Dit bedrag zal daarom ook worden toegewezen.
4.7.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. Door [eiser] is niet gemotiveerd gesteld, en het is ook anderszins niet gebleken, dat de werkelijke gemaakte kosten van [eiser] hoger zijn dan het toepasselijke tarief zoals dat bepaald is in het Besluit (zie: Hoge Raad 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1868, rov. 3.5.3 en 3.5.7). De buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom op grond van het bepaalde in artikel 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gematigd worden toegewezen tot het redelijk te achten bedrag, overeenkomend met het Besluit. In dit geval is dat een bedrag van € 1.198,63 inclusief btw.
4.8.
De gevorderde wettelijke rente en wettelijke verhoging van € 7.186,63 netto is als op de wet gegrond toewijsbaar, nu Ceva die niet, althans onvoldoende heeft weersproken.
4.9.
Ceva is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 109,44
- griffierecht € 693,-
- salaris gemachtigde € 1.086,-
- nakosten €
135,-
Totaal € 2.023,44.
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Ceva om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 14.373,26 netto, een bedrag van € 7.186,63 netto en een bedrag van € 1.198,63, alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek vanaf 12 december 2023 tot de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Ceva in de proceskosten van € 2.023,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Ceva niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Ceva ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
veroordeelt Ceva in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. N.F.H. van Eijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2024.