Op 14 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Schonkeren, een voorlopige voorziening heeft gevraagd. De zaak betreft een asielaanvraag die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling is genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak, zaaknummer NL24.4884, heeft de rechtbank het beroep van de verzoeker gegrond verklaard. Hierdoor werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de bodemzaak in het voordeel van de verzoeker was beslist.
De voorzieningenrechter heeft echter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 875, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.