ECLI:NL:RBDHA:2024:7599

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
C/09/656452
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldlening en de stelplicht van de eiseres

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiseres [eiseres] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde] voor de terugbetaling van een geldlening van € 60.000,00, die volgens haar in de periode 2016/2017 is verstrekt. Gedaagde betwist de hoogte van de lening en stelt dat hij slechts € 1.500,00 heeft geleend, dat hij in termijnen heeft terugbetaald. De rechtbank heeft de procedure besproken, inclusief de ingediende stukken en de mondelinge behandeling die op 4 april 2024 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze behandeling zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Er zijn geen schriftelijke overeenkomsten over de lening en de WhatsApp-berichten die eiseres heeft overgelegd, bieden onvoldoende bewijs voor de hoogte van de lening. De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoende concrete feiten heeft gepresenteerd om aan te tonen dat er nog een openstaande schuld is. Daarom wordt de vordering van eiseres afgewezen en wordt zij veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die in totaal € 2.692,00 bedragen. Het vonnis is uitgesproken op 1 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/656452 / HA ZA 23-997
Vonnis van 1 mei 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiseres]te [woonplaats 1] ,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. W. van Leuveren te Waddinxveen,
tegen
[gedaagde]te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. S. Kegreisz te Rotterdam.

1.Inleiding: waar gaat deze zaak over?

1.1.
[eiseres] stelt dat zij in de periode 2016/2017 een bedrag van in totaal € 60.000,00 heeft uitgeleend aan [gedaagde] , waarvan het grootste deel nooit is terugbetaald. Volgens [gedaagde] ging het om een veel lager bedrag. Hij stelt bovendien dat hij de lening volledig heeft terugbetaald. De rechtbank oordeelt dat niet vast is komen te staan dat er nog sprake is van een resterende schuld van [gedaagde] aan [eiseres] .
1.2.
Het vonnis is als volgt opgebouwd. De rechtbank bespreekt eerst welke stukken door partijen zijn ingediend en hoe de procedure is verlopen. Dan volgt een beschrijving van de feiten en omstandigheden die voor de beoordeling van de zaak relevant zijn en waar partijen het over eens zijn. Daarna volgt de vordering die [eiseres] heeft ingesteld en de juridische argumenten die zij daarvoor gebruikt, gevolgd door een beoordeling van die argumenten en van de vordering. Het vonnis wordt afgesloten met de beslissing op de vordering.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 27 oktober 2023, met de producties 1 tot en met 3;
  • de conclusie van antwoord van 3 januari 2024;
  • het tussenvonnis van 13 maart 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen.
2.2.
Op 4 april 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen:
  • [eiseres] , bijgestaan door [naam 1] ;
  • [gedaagde] , bijgestaan door [naam 2] .
De griffier heeft aantekening gemaakt van hetgeen door partijen is gezegd. De aantekeningen zijn toegevoegd aan het griffiedossier.
2.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] en [gedaagde] kennen elkaar doordat hun vaders met elkaar bevriend waren. De beide families gingen goed met elkaar om en partijen hadden een prettig contact met elkaar.
3.2.
In de periode 2016/2017 heeft [eiseres] aan [gedaagde] een geldbedrag uitgeleend in contanten.
3.3.
Partijen hebben in de periode 15 juli 2018 tot en met 2 oktober 2019 contact via whatsapp met elkaar gehad. In die periode zijn onder meer de volgende berichten naar elkaar gestuurd:
20 januari 2019:
[eiseres] : “
Zo [gedaagde] . Nu meer dan twee maanden in Marokko he”
“Ik geloof er niet van”
“Wanneer neem je contact met mij op”
“Of moet ik weer je komen zoeken”
[gedaagde] : “
Bezig met mijn problemen het is niet makkelijk. Raare land maar ik er uit.”
“Ik ben nu in broolofd”
[eiseres] : “
Jij bent niet in Marokko”
“Jij bent gewoon in Rotterdam”
“Marokko Kan niet meer dan twee maanden”
[gedaagde] : “
Schaamje niet”
[eiseres] : “
Zo zo jij genieten in bruiloft en ik zit hier in de schulden door je”
“Jij moet je schamen. Niet ik. Jij hebt mijn geld gepikt en mij in schulden laten”
“Maar geef niet. Ik kom jouw zoeken”
28 juni 2019:
[eiseres] : “
Wanneer krijg ik mijn geld terug [gedaagde] ”
“Hoe lang blijf je vluchten”
5 juli 2019:
[gedaagde] : “
Ik was druk bezig met mijn problemen. Nu de winkel is terug.was
dicht meer dan 8 maanden.eindelijk is opgelost.en niet faillit.het is niet makkelijk maar ik vlucht niet en nooit. En jouw geld krijgt jij .geen paniek .ik ben geen dief .of een profiteur.ik ga niks vertellen op telf. Maar dat komt goed.wees maar rustig.”
[eiseres] : “
Nou gelukkig ben je niet failliet gegaan. Dat is goed nieuws maar voor mij is het nog steeds niet opgelost. Wanneer kan ik mijn geld krijgen. Bal mij of spreken we ergens af zodat je mij kan vertellen van hoe of wat”
2 oktober 2019:
[eiseres] : “
[gedaagde] . Hoe lang moet ik nog wachten op mijn geld. Is nu bijna een jaar geleden dat je zei dat je alles gaat regelen. Ik wacht nog steeds”
3.4.
[eiseres] heeft [gedaagde] bij brief van 21 juni 2023 gesommeerd binnen zestien dagen een bedrag van € 50.845,12 naar haar over te maken. Dit bedrag is opgebouwd uit het restant van een lening van € 45.200,00 en rente vanaf 1 januari 2018. [gedaagde] heeft dit niet betaald.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 53.511,09, te vermeerderen met proceskosten.
4.2.
[eiseres] legt hieraan ten grondslag dat zij in de periode 2016/2017 een geldbedrag aan [gedaagde] heeft uitgeleend. Zij stelt dat het aanvankelijk ging om een bedrag van € 10.000,00 in contanten en twee maanden later om nog eens € 50.000,00 in contanten. In totaal gaat het dus om € 60.000,00. Verder stelt zij dat het binnen de Marokkaanse gemeenschap vrij gebruikelijk is bij een lening geen schriftelijke overeenkomst op te stellen. Terugbetaling van schulden is eenvoudigweg een erezaak. [eiseres] stelt dat [gedaagde] enkele kleinere bedragen van in totaal € 14.800,00 heeft terugbetaald, zodat nog een schuld van € 45.200,00 resteert. Inclusief de rente vanaf 1 januari 2018 van € 6.826,42 en buitengerechtelijke incassokosten van € 1.484,67 is [gedaagde] in totaal € 53.511,09 verschuldigd.
4.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure. [gedaagde] erkent dat hij in de periode 2016/2017 geld van [eiseres] heeft geleend maar hij stelt dat het om een bedrag van € 1.500,00 ging. Dit bedrag heeft hij in termijnen terugbetaald. De laatste betaling was in december 2019. [gedaagde] betwist het bestaan van enige andere lening.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Partijen twisten over de hoogte van de geldsom die [eiseres] aan [gedaagde] heeft geleend.
5.2.
Een partij die zich beroept op een rechtsgevolg van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de stelplicht en bewijslast van die feiten of rechten. Het is daarom aan [eiseres] (voldoende onderbouwd) te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat zij € 60.000,00 aan [gedaagde] heeft uitgeleend en dat hij daarvan nog € 45.200,00 moet terugbetalen. De rechtbank is van oordeel dat zij niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Hierna wordt uitgelegd waarom.
5.3.
Vaststaat dat [eiseres] in de periode 2016/2017 een geldbedrag in contanten aan [gedaagde] heeft geleend. Partijen hebben geen schriftelijke overeenkomst opgesteld waaruit de hoogte van die lening zou kunnen blijken. De stelling van [eiseres] dat het in de Marokkaanse cultuur niet gebruikelijk is dergelijke afspraken vast te leggen, is door [gedaagde] betwist. Volgens hem is het in de Marokkaanse cultuur niet ongebruikelijk om bij grote leningen de afspraken schriftelijk vast te leggen. Wat daar verder ook van zij, stukken die de stelling van [eiseres] ondersteunen, ontbreken.
5.4.
[eiseres] heeft wel schermafbeeldingen van whatsappgesprekken tussen partijen in de periode 15 juli 2018 tot en met 2 oktober 2019 in het geding gebracht. Uit die schermafbeeldingen kan de rechtbank niet afleiden welke bedragen zijn uitgeleend. Niet uit te sluiten valt dat de conversatie ging over de door [gedaagde] niet betwiste geldlening van € 1.500,00, die hij – naar eigen zeggen – in december 2019 volledig heeft afgelost.
5.5.
Het had bij gebrek aan bewijsstukken op de weg van [eiseres] gelegen om uit te leggen en concreet te maken op welke momenten zij welke bedragen heeft uitgeleend en wanneer welke bedragen zijn terugbetaald. Dat heeft zij niet gedaan. Daardoor zijn de gestelde geldleningen en terugbetalingen door de rechtbank niet in de tijd te plaatsen.
5.6.
De rechtbank komt daarom tot de slotsom dat [eiseres] onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit afgeleid moet worden dat sprake is van een geldlening die nog niet geheel is afgelost. Aangezien [eiseres] niet heeft voldaan aan haar stelplicht, is geen plaats voor bewijslevering. Het bewijsaanbod van [eiseres] – om haarzelf en [getuige] als getuigen op te roepen – wordt daarom door de rechtbank gepasseerd.
5.7.
Hieruit volgt dat de vordering van [eiseres] wordt afgewezen.
5.8.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
86,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.692,00

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst de vordering van [eiseres] af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 2.692,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Knijff en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.
3425