In de zaak tussen [naam verzoeker] als verzoeker en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de Staatssecretaris op 8 april 2024 niet in behandeling is genomen. De reden hiervoor was dat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag.
Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 8 mei 2024, waarbij verzoeker werd bijgestaan door mr. W.A. Berghuis, die waarneemt voor de gemachtigde. Tijdens de zitting was ook een tolk, M. Ates, aanwezig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar heeft geconcludeerd dat dit verzoek niet meer mogelijk was, aangezien de rechtbank inmiddels op het beroep had beslist in een andere zaak (NL24.15235).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, in aanwezigheid van griffier mr. T.M.M. Plukaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.