ECLI:NL:RBDHA:2024:7541
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen inreisverbod en humanitaire redenen voor afzien van inreisverbod
In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen het inreisverbod dat aan hem is opgelegd. Eiser, geboren in 1993 en van Braziliaanse nationaliteit, heeft in het verleden meerdere keren Nederland bezocht op een Schengenvisum. Vanwege een overschrijding van de vrije termijn van zijn visum heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 augustus 2023 een inreisverbod van 1 jaar opgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij betoogt dat verweerder een rekenfout heeft gemaakt en dat er humanitaire redenen zijn om van het inreisverbod af te zien.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 behandeld, maar het onderzoek werd heropend vanwege onvolledigheid. Tijdens de zitting op 18 april 2024 werd enkel de vraag besproken of verweerder om humanitaire redenen had moeten afzien van het inreisverbod. Eiser stelde dat zijn partner hem mist en dat dit een obstakel vormt voor hun samenwoning in Portugal. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende heeft onderbouwd waarom er sprake is van bijzondere omstandigheden die het inreisverbod onterecht maken. De enkele wens van eiser en zijn partner om samen te zijn, is niet voldoende om van het inreisverbod af te zien.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het inreisverbod van 1 jaar in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen en is openbaar uitgesproken op 14 mei 2024. Eiser kan binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.