ECLI:NL:RBDHA:2024:7541

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
AWB 23/9410
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen inreisverbod en humanitaire redenen voor afzien van inreisverbod

In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen het inreisverbod dat aan hem is opgelegd. Eiser, geboren in 1993 en van Braziliaanse nationaliteit, heeft in het verleden meerdere keren Nederland bezocht op een Schengenvisum. Vanwege een overschrijding van de vrije termijn van zijn visum heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 augustus 2023 een inreisverbod van 1 jaar opgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij betoogt dat verweerder een rekenfout heeft gemaakt en dat er humanitaire redenen zijn om van het inreisverbod af te zien.

De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 behandeld, maar het onderzoek werd heropend vanwege onvolledigheid. Tijdens de zitting op 18 april 2024 werd enkel de vraag besproken of verweerder om humanitaire redenen had moeten afzien van het inreisverbod. Eiser stelde dat zijn partner hem mist en dat dit een obstakel vormt voor hun samenwoning in Portugal. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende heeft onderbouwd waarom er sprake is van bijzondere omstandigheden die het inreisverbod onterecht maken. De enkele wens van eiser en zijn partner om samen te zijn, is niet voldoende om van het inreisverbod af te zien.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het inreisverbod van 1 jaar in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen en is openbaar uitgesproken op 14 mei 2024. Eiser kan binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/9410 (beroep)

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: [naam 1] ),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen het inreisverbod dat aan hem is opgelegd.
1.1
Bij besluit van 7 augustus 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder een inreisverbod voor de duur van 1 jaar aan eiser opgelegd.
1.2
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (AWB 23/9410) ingesteld.
1.3
De rechtbank heeft het beroep eerst op 12 maart 2024 op zitting behandeld. Namens eiser is op deze zitting verschenen: [naam 1] in gezelschap van haar zus. Verweerder heeft zich op deze zitting laten vertegenwoordigen door [naam 2] .
1.4
Omdat na de zitting van 12 maart 2024 bleek dat het onderzoek ter zitting onvolledig is geweest, heeft de rechtbank het onderzoek heropend.
1.5
Het beroep is op 18 april 2024 opnieuw op een zitting behandeld. Aan deze zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1993 en heeft de Braziliaanse nationaliteit. Eiser stelt een relatie te hebben met [naam 1] , die in deze procedure als zijn gemachtigde optreedt. Eiser is in 2022 en 2023 meerdere keren Nederland ingereisd op een Schengenvisum. Vanwege een geconstateerde overschrijding van de vrije termijn van zijn Schengenvisum heeft verweerder bij besluit van 5 juli 2023 aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Tegelijk met het terugkeerbesluit is aan eiser ook een voornemen voor een inreisverbod voor de duur van 1 jaar uitgereikt. Namens eiser is een zienswijze ingebracht over dit inreisverbod. Met inachtneming van de zienswijze heeft verweerder bij het bestreden besluit een inreisverbod voor de duur van 1 jaar opgelegd, omdat eiser de vrije termijn met meer dan 3 dagen, maar minder dan 90 dagen heeft overschreden.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser betoogt in beroep dat verweerder een rekenfout heeft gemaakt bij de bepaling van het overschrijden van de vrije termijn. Volgens eiser zou verweerder ten onrechte ervan uitgaan dat er niet opnieuw een 180 dagen termijn is ingegaan met ingang van 9 april 2024 en is er geen sprake geweest van een overschrijding van de vrije termijn. Vanwege deze rekenfout is ten onrechte aan eiser een inreisverbod voor de duur van 1 jaar opgelegd. Ook heeft eiser aangevoerd dat verweerder op grond van artikel 66a, achtste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) had moeten afzien van het opleggen van dit inreisverbod. Zijn partner mist hem en wil zich graag met hem vestigen in Portugal. Het inreisverbod is hiertoe een obstakel.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat geen oordeel meer gevraagd wordt over de gestelde rekenfout bij de overschrijding van de vrije termijn. Enkel in geschil tussen partijen is nog of verweerder vanwege humanitaire redenen, meer specifiek vanwege de relatie tussen eiser en zijn partner, had moeten afzien van het opleggen van het inreisverbod. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet van het opleggen van het inreisverbod hoeven af te zien. Redengevend hiervoor is dat eiser niet met stukken of argumenten onderbouwd heeft waarom in dit geval sprake is van ‘humanitaire of andere redenen’ als bedoeld in artikel 66a, achtste lid van de Vw. Dat zijn partner hem mist en graag met hem samen wil zijn is een begrijpelijke wens. Deze enkele stelling is echter niet voldoende om verweerder van het opleggen van een inreisverbod af te laten zien. Nog daargelaten dat niet is onderbouwd dat tussen eiser en zijn partner sprake is van een duurzame en exclusieve relatie, is ook niet gebleken of onderbouwd waarom de persoonlijke omstandigheden van eiser en zijn partner zodanig bijzonder of schrijnend zijn dat van het opleggen van een inreisverbod moet worden afgezien. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de situatie van eiser en zijn partner zodanig verschilt van willekeurige anderen die met een vergelijkbaar inreisverbod geconfronteerd worden, slagen de beroepsgronden niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het aan eiser opgelegde inreisverbod voor de duur van 1 jaar in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.