Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De inhoud van de vordering
3.De grondslag voor ontneming
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
4.De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
bijlageaan dit vonnis gehecht. De voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel redengevende feiten en omstandigheden ontleent de rechtbank rechtstreeks aan de in de strafzaak gebezigde bewijsmiddelen. In de ontnemingszaak verbindt de rechtbank op grond van dezelfde overwegingen dezelfde gevolgtrekkingen aan die bewijsmiddelen als in de strafzaak.
5.De vaststelling van de betalingsverplichting
6.Het toepasselijke wetsartikel
7.De beslissing
€ 62.643,15 (tweeënzestigduizend zeshonderddrieënveertig euro en vijftien eurocent);
€ 62.643,15aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
(09/252565-22)ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 2 oktober 2022 te Wassenaar opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 16,7 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij op tijdstippen in de periode van 30 juli 2021 tot en met 1 oktober 2022 te Leiden en Noordwijk opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd enopzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.