Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 13 maart 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.H.K. van Middelkoop, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 2 april 2024 heeft eiser verklaard dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en dat hij geboren is in 1996. De staatssecretaris heeft de maatregel van bewaring gemotiveerd door te stellen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van zijn uitzetting zal beletten. Eiser betwistte enkele gronden van de maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende gronden had om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser voerde aan dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije was, omdat hij geen identiteitsdocumenten had. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris voldoende had aangetoond dat er zicht op uitzetting was, onder verwijzing naar eerdere toezeggingen van de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. D. Verduijn, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. Valk, en werd openbaar gemaakt op 8 april 2024.