ECLI:NL:RBDHA:2024:7460
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van overdracht aan Spanje op basis van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A. Alkir, had bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen overdracht aan de autoriteiten van Spanje op basis van de Dublinverordening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. Y.D. Ancion, had een vlucht geboekt voor de verzoeker op 8 mei 2024. Echter, verzoeker heeft zich niet gemeld voor deze vlucht, waardoor deze is geannuleerd.
Nadat de vlucht was geannuleerd, trok verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening in, maar vroeg tegelijkertijd om een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens artikel 8:84, vijfde lid, kan de voorzieningenrechter het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. In dit geval was er echter geen sprake van tegemoetkoming, aangezien de vlucht was afgewend door het niet melden van verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen en het verzoek als kennelijk ongegrond verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.