ECLI:NL:RBDHA:2024:746

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
NL23.25870
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van het relaas van de eiser met betrekking tot lidmaatschap van IPOB

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in de asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had op 20 oktober 2021 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij door de Nigeriaanse autoriteiten werd gezocht vanwege zijn activiteiten voor de Indigenous People of Biafra (IPOB). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag op 8 augustus 2023 afgewezen, omdat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser geloofwaardig werden geacht, maar zijn relaas over de activiteiten voor IPOB ongeloofwaardig werd geacht.

De rechtbank heeft de zaak op 21 december 2023 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de overgelegde kwitanties, die de eiser als bewijs voor zijn lidmaatschap van IPOB had ingediend, niet geloofwaardig waren. Bureau Documenten had vastgesteld dat de opmaak en afgifte van deze kwitanties afweken van het beschikbare vergelijkingsmateriaal, wat de geloofwaardigheid van de eiser ondermijnde.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat de eiser tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over zijn activiteiten en de wijze waarop hij door de DSS was getraceerd. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geoordeeld dat het asielrelaas van de eiser ongeloofwaardig was. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL23.25870
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam 1], V-nummer: [nummer], eiser (gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij besluit van 8 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde asielprocedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. M.B. van den Toorn-Volkers, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.I. Mgbejume. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Op 20 oktober 2021 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij in Nigeria gezocht wordt door de DSS1 vanwege zijn activiteiten voor de IPOB,2 een separatistische beweging voor de regio Biafra. Eiser heeft ongeveer 200 mensen voor de IPOB gemobiliseerd.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.3 Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder acht niet geloofwaardig dat
1. Department of State Services.
2 Indigenous People of Biafra.
3 Vreemdelingenwet 2000.
eiser lid is van IPOB en ook niet dat eiser problemen heeft vanwege activiteiten voor IPOB. Verweerder heeft daarbij betrokken dat eiser kwitanties heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn lidmaatschap van IPOB, maar dat door Bureau Documenten is geconcludeerd dat deze kwitanties met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Verweerder heeft verder tegengeworpen dat eiser tegenstrijdige, wisselende en vage verklaringen heeft afgelegd.
4. Eiser voert daartegen aan dat verweerder ten onrechte eisers lidmaatschap van IPOB, zijn activiteiten voor deze beweging en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig heeft geacht. Ter onderbouwing van het lidmaatschap heeft eiser in de besluitvormingsfase 37 kwitanties overgelegd waaruit blijkt dat hij lid is van IPOB en contributie betaalde. De conclusie van Bureau Documenten laat de mogelijkheid open dat de kwitanties wel van IPOB afkomstig zijn en aan eiser zijn verstrekt. Daarnaast betwist eiser dat hij tegenstrijdig zou hebben verklaard over de manier waarop hij meer te weten kwam over IPOB, over het mobiliseren van leerlingen van de school waarop hij lesgaf en over de taken van de gemobiliseerde mensen. Ook betwist eiser dat hij tegenstrijdig zou hebben verklaard over zijn mobiele telefoon en over de wijze waarop DSS hem heeft getraceerd. Verder heeft verweerder ten onrechte geen waarde gehecht aan de door hem overgelegde schriftelijke verklaring van [naam 2], de vertegenwoordiger van IPOB voor Europa, waarin wordt bevestigd dat eiser lid is van IPOB en door zijn activiteiten in de negatieve aandacht van de Nigeriaanse autoriteiten is komen te staan. Tot slot heeft eiser ter onderbouwing van zijn betrokkenheid bij de IPOB een foto overgelegd waarop hijzelf te zien is bij een door IPOB georganiseerde demonstratie in Amsterdam.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft terecht overwogen dat de overgelegde kwitanties afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van eisers lidmaatschap van de IPOB. Uit onderzoek van Bureau Documenten is namelijk gebleken dat de opmaak en afgifte van deze kwitanties afwijkt van het beschikbare vergelijkingsmateriaal en dat de kwitanties daarom met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Uit de Vakbijlage, waarnaar in de verklaring van onderzoek wordt verwezen, blijkt dat dit de op één na hoogste mate van zekerheid is. Verweerder heeft verder een vergewisbrief van 29 september 2022 overgelegd, waarin wordt geconcludeerd dat de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten inhoudelijk inzichtelijk is. De stelling van eiser dat verweerder had moeten antwoorden op een vraag van eiser naar het beschikbare referentiemateriaal, volgt de rechtbank niet. Verweerder hoeft namelijk niet toe te lichten welk referentiemateriaal door Bureau Documenten is gebruikt, omdat dit vertrouwelijke informatie betreft waarbij het verder inzichtelijk maken zou betekenen dat de details van het onderzoek openbaar moeten worden gemaakt waarmee vervalsers vervolgens hun voordeel kunnen doen. Wat eiser heeft aangevoerd, vormt dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen van Bureau Documenten.
6. Verweerder heeft verder terecht tegengeworpen dat eiser tegenstrijdige en wisselende verklaringen heeft afgelegd. De beroepsgronden die eiser heeft gericht tegen deze tegenwerpingen van verweerder vormen een herhaling van wat in de zienswijze naar voren is gebracht en waarop verweerder in het bestreden besluit al heeft gereageerd. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de wijze waarop hij kennis heeft vergaard over IPOB.
Eiser heeft namelijk enerzijds verklaard naar radio Biafra te hebben geluisterd en geen Facebook te hebben gebruikt, terwijl hij anderzijds ook heeft verklaard gebruik te hebben gemaakt van Facebook, de website van IPOB te hebben geraadpleegd en online kranten te hebben gelezen met berichten over IPOB. Daarnaast heeft verweerder terecht overwogen dat eiser wisselend heeft verklaard over het mobiliseren van leerlingen op de school waar eiser werkzaam was, omdat eiser zowel heeft verklaard dat hij dit niet heeft gedaan en dat hij dit wél heeft gedaan. Verweerder heeft de door eiser in de zienswijze hiervoor gegeven verklaring niet verschoonbaar hoeven achten. Ook heeft verweerder terecht overwogen dat de verklaring van eiser dat hij zijn telefoon heeft achtergelaten in Nigeria tegenstrijdig is met de verklaring dat de telefoon is gestolen én met de verklaring dat eiser zijn telefoon is verloren. Verder heeft verweerder terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de wijze waarop de DSS hem traceerde door zowel te verklaren dat hij gevonden werd doordat de DSS zijn locatie kon traceren via zijn telefoon als dat hij gevolgd werd door een informant.
7. Over de verklaring van [naam 2] heeft verweerder in het verweerschrift terecht overwogen dat deze meerdere tegenstrijdigheden met het asielrelaas van eiser bevat, onder meer over het paspoort van eiser en het mobiliseren van leerlingen op de school waar eiser werkzaam was. Zo staat in deze verklaring vermeld dat eiser zijn paspoort in Nigeria heeft achtergelaten, terwijl eiser heeft verklaard dat hij zijn paspoort bij de douane in Nederland nog heeft laten zien en hem daarna is kwijtgeraakt. Daarnaast heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat de identiteit van de opsteller van de verklaring niet kan worden geverifieerd, nu een kopie van een identiteitsbewijs van de opsteller ontbreekt. De stelling van eiser ter zitting dat niet iedereen op briefpapier van IPOB verklaringen kan opstellen, is onvoldoende nu dit niet is onderbouwd. Ook heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat de verklaring op verzoek van eiser is opgesteld, nadat eiser het voornemen tot afwijzing van zijn asielaanvraag had ontvangen. Verweerder heeft aan de verklaring van [naam 2] dan ook niet de waarde hoeven hechten die eiser daaraan wenst te hechten.
8. De in beroep overgelegde foto heeft voor verweerder voorts geen aanleiding hoeven vormen voor een ander oordeel, nu hieruit niet blijkt dat hij lid is van de IPOB.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte eisers asielrelaas ongeloofwaardig geacht.
10. De asielaanvraag van eiser is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
11. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR33151462

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.