ECLI:NL:RBDHA:2024:7457

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
AWB 23/9143
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag van Azerbeidzjaanse nationaliteit met betrekking tot vrees voor vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 16 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar opvolgende asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, van Azerbeidzjaanse nationaliteit, had eerder op 14 november 2017 een asielaanvraag ingediend, die op 3 september 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als ongegrond werd afgewezen. Dit besluit werd in rechte vast en gold tevens als terugkeerbesluit. Eiseres diende op 23 juli 2021 een opvolgende aanvraag in, die op 9 augustus 2023 door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond werd afgewezen, met een inreisverbod van twee jaar.

De rechtbank behandelt het beroep op 27 maart 2024, waarbij de gemachtigde van eiseres en de staatssecretaris aanwezig zijn. Eiseres stelt dat zij bij terugkeer naar Azerbeidzjan problemen zal ondervinden vanwege haar familierelatie met haar kleindochter's echtgenoot, die door de Azerbeidzjaanse autoriteiten wordt gezocht. De staatssecretaris heeft echter de vrees voor vervolging van eiseres als niet aannemelijk beoordeeld, onderbouwd door het feit dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij persoonlijk risico loopt bij terugkeer.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de vrees voor vervolging niet aannemelijk is. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd dat haar familierelatie met de gezochte persoon leidt tot persoonlijke problemen bij terugkeer. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst vergoeding van proceskosten af. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 16 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/9143

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres,

(gemachtigde: M.J. Baaij),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar opvolgende asielaanvraag.
1.1.
Eiseres heeft op 14 november 2017 een asielaanvraag ingediend. Ze is van Azerbeidjaanse nationaliteit en geboren op [geboortedatum] 1938. Bij besluit van 3 september 2020 heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond. Dit besluit gold tevens als terugkeerbesluit. Het hiertegen door eiseres ingestelde beroep en hoger beroep zijn ongegrond verklaard. Het besluit van 3 september 2020 staat dus in rechte vast.
1.2.
Eiseres heeft op 23 juli 2021 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 9 augustus 2023 deze aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen en een inreisverbod van twee jaar opgelegd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak AWB 23/9144, op 27 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Asielrelaas
4. Eiseres legt – kort samengevat – het volgende aan haar (opvolgende) asielaanvraag ten grondslag. De kleindochter van eiseres is getrouwd met [naam]. [naam] heeft in 2009 een asielvergunning gekregen in Nederland, maar wordt nog steeds actief gezocht door de Azerbeidzjaanse autoriteiten. Dit blijkt uit een bericht van Interpol en het feit dat er recente foto’s van hem zijn opgeplakt bij een politiebureau in Azerbeidzjan. Omdat de Azerbeidzjaanse autoriteiten op de hoogte zijn van de relatie tussen eiseres en [naam], kan zij niet terugkeren. Ze is namelijk de sleutel naar [naam] en zal bij terugkeer gearresteerd en ondervraagd worden door de Azerbeidzjaanse autoriteiten.
Het bestreden besluit
5. De staatssecretaris heeft in het in rechte vaststaande besluit van 3 september 2020 ongeloofwaardig geacht dat eiseres te vrezen heeft voor de Azerbeidzjaanse autoriteiten vanwege de problemen van haar dochter in Azerbeidzjan. Ook heeft de staatssecretaris het niet geloofwaardig geacht dat eiseres vanwege deze problemen jarenlang moest onderduiken in Azerbeidzjan.
5.1.
In het bestreden besluit acht de staatssecretaris het element ‘identiteit, nationaliteit en herkomst’ geloofwaardig. Vervolgens heeft de staatssecretaris, zoals toegelicht op de zitting, direct getoetst of eiseres bij terugkeer naar Azerbeidzjan een gegronde vrees voor vervolging heeft vanwege de nieuwe feiten waarover eiseres bij de opvolgende aanvraag heeft verklaard (zie onder 4). Deze vrees acht de staatssecretaris niet aannemelijk.
Stelt de staatssecretaris terecht dat de vrees voor vervolging van eiseres niet aannemelijk is?
6. Eiseres stelt dat zij bij terugkeer naar Azerbeidzjan problemen zal krijgen met de Azerbeidzjaanse autoriteiten vanwege haar familieband met [naam]. De Azerbeidzjaanse autoriteiten zijn namelijk op de hoogte van hun familierelatie en zien eiseres als sleutel naar [naam]. Dat [naam] nog steeds in de negatieve belangstelling staat van de Azerbeidzjaanse autoriteiten blijkt uit het feit dat hij op de opsporingslijst van Interpol staat en uit het feit dat recente foto’s van hem zijn opgehangen bij een politiebureau in Azerbeidzjan. De staatssecretaris werpt eiseres ten onrechte tegen dat aan [naam] niet als politiek vluchteling een asielvergunning is verleend. Deze Nederlandse kwalificatie van de verblijfsvergunning van [naam] doet te kort aan de gebeurtenissen zoals deze hebben plaatsgevonden. Leidend moet zijn wat er door (de familieleden van) eiseres is verklaard. Dat eiseres door haar band met [naam] problemen zal ondervinden bij terugkeer wordt ondersteund door het feit dat de moeder van [naam] ook nog met regelmaat lastig wordt gevallen door de Azerbeidzjaanse autoriteiten en door het feit dat de vader van [naam] en de schoonzoon van eiseres zijn vermoord. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar het Algemeen Ambtsbericht over Azerbeidzjan uit 2013. [1] Eiseres betoogt verder dat ze bij terugkeer naar Azerbeidzjan verstoken zal blijven van alle hulp en bijstand. Ze heeft namelijk geen directe familieleden meer in Azerbeidzjan en haar dochter en kleinkinderen kunnen niet met haar mee terugreizen in verband met hun eigen veiligheid. Tot slot voert eiseres aan dat als zij niet als vluchteling wordt aangemerkt, ze als refugé sur place moet worden aangemerkt. Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat de huidige ontwikkelingen namelijk nog niet bekend waren toen eiseres Azerbeidzjan verliet. Deze kwamen pas aan het licht nadat er een bericht kwam van de Interpolsignalering van [naam].
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vrees voor vervolging van eiseres niet aannemelijk is. Eiseres heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat zij persoonlijk problemen zal krijgen met de Azerbeidzjaanse autoriteiten door de problemen die [naam] zou hebben in Azerbeidzjan. De overgelegde foto’s die zouden zijn opgehangen bij een politiebureau in Azerbeidzjan betreffen namelijk geen foto’s van eiseres zelf. Ook is niet duidelijk, waar, wanneer, door wie en waarom de foto’s zijn gemaakt. Bovendien merkt de staatssecretaris terecht op dat niet te verifiëren is waar de foto’s aangeplakt zijn. Ook de verklaring van geen bezwaar, waarin [naam] verklaart geen bezwaar te hebben dat informatie over zijn asielverleden wordt gedeeld met Interpol, betreft eiseres niet persoonlijk. Ook volgt hieruit niet de reden waarom [naam] is gesignaleerd door Interpol. Eiseres heeft bovendien niet onderbouwd dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten bekend zijn met de familierelatie tussen eiseres en [naam]. Met de enkele stelling dat de familierelatie bekend is omdat de Azerbeidzjaanse autoriteiten alles weten heeft eiseres dit vermoeden onvoldoende aannemelijk gemaakt. Bovendien heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat als deze relatie al bekend is, dit tot persoonlijke problemen zou leiden bij terugkeer. De staatssecretaris heeft eiseres in dat opzicht namelijk terecht tegengeworpen dat ze dan wel heeft verklaard dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten aan de moeder van [naam] hebben gevraagd waar zijn zoon is, maar niet dat zij daardoor ook problemen ervaart met de Azerbeidzjaanse autoriteiten. Het is daarom niet aannemelijk dat eiseres als oma van de vrouw van [naam] bij terugkeer wél moet vrezen voor vervolging. De staatssecretaris stelt in dat kader ook terecht dat de verwijzing naar het algemeen ambtsbericht van 2013 niet slaagt. De geciteerde passage gaat namelijk over arrestatie en detentie bij terugkeer. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar vrees voor arrestatie aannemelijk is. Tot slot is de rechtbank met de staatssecretaris van oordeel dat eiseres niet als refugé sur place moet worden aangemerkt. De vrees die eiseres stelt te hebben naar aanleiding van de gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na haar vertrek uit Azerbeidzjan, zijn namelijk niet aannemelijk. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Bouman, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op 16 mei 2024:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemeen ambtsbericht Azerbeidzjan, november 2013.