In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 16 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar opvolgende asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, van Azerbeidzjaanse nationaliteit, had eerder op 14 november 2017 een asielaanvraag ingediend, die op 3 september 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als ongegrond werd afgewezen. Dit besluit werd in rechte vast en gold tevens als terugkeerbesluit. Eiseres diende op 23 juli 2021 een opvolgende aanvraag in, die op 9 augustus 2023 door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond werd afgewezen, met een inreisverbod van twee jaar.
De rechtbank behandelt het beroep op 27 maart 2024, waarbij de gemachtigde van eiseres en de staatssecretaris aanwezig zijn. Eiseres stelt dat zij bij terugkeer naar Azerbeidzjan problemen zal ondervinden vanwege haar familierelatie met haar kleindochter's echtgenoot, die door de Azerbeidzjaanse autoriteiten wordt gezocht. De staatssecretaris heeft echter de vrees voor vervolging van eiseres als niet aannemelijk beoordeeld, onderbouwd door het feit dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij persoonlijk risico loopt bij terugkeer.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de vrees voor vervolging niet aannemelijk is. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd dat haar familierelatie met de gezochte persoon leidt tot persoonlijke problemen bij terugkeer. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst vergoeding van proceskosten af. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 16 mei 2024.