Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam 2], V-nummer: [nummer 2] , eiser III hierna gezamenlijk te noemen: eisers
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in de asielprocedures van drie Iraakse broers, die asiel hadden aangevraagd in Nederland. De asielaanvragen werden afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvragen als ongegrond beschouwde. De rechtbank heeft de beroepen van de broers, die in de verlengde asielprocedure waren ingediend, behandeld samen met de beroepen van hun ouders. De broers stelden dat zij een westerse levensstijl hadden ontwikkeld en dat zij niet konden terugkeren naar Irak vanwege hun Iraanse afkomst. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geoordeeld dat de gestelde Iraanse afkomst ongeloofwaardig was. De rechtbank concludeerde dat de broers zich bij terugkeer naar Irak konden aanpassen aan de daar geldende normen en waarden, en dat hun verwestering geen grond voor vluchtelingschap opleverde. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden.