In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 2 april 2024, is het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling.
De rechtbank heeft overwogen dat, voordat een beroep kan worden ingesteld wegens het niet tijdig beslissen, de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog een beslissing moet komen. Eiser had echter een ingebrekestelling ingediend voordat de verlengde beslistermijn, die sinds 27 januari 2023 van kracht is, was verstreken. Dit besluit, WBV 2023/3, verlengt de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 met negen maanden.
Aangezien de beslistermijn voor de aanvraag van eiser nog niet was verstreken op het moment van indienen van de ingebrekestelling, was deze prematuur. Hierdoor voldeed eiser niet aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 2 april 2024.