ECLI:NL:RBDHA:2024:742

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
NL23.34511
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van asielaanvragen van Iraakse eisers op grond van ongeloofwaardigheid van afkomst en problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in de asielprocedures van twee Iraakse eisers, die hun aanvragen hadden ingediend op 28 februari 2022. De eisers, die eerder asiel hadden aangevraagd, stelden dat zij problemen ondervonden in Irak vanwege hun afkomst als Fayli-Koerden en Iraanse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de rechtbank de gestelde afkomst en de problemen die eisers zouden hebben ondervonden niet geloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelde dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd om hun claims te onderbouwen, en dat eerdere verklaringen van eiser over zijn afkomst inconsistent waren. De rechtbank vond het bevreemdend dat eiser niet eerder over zijn afkomst had verklaard en dat zijn gezin geen kennis had van de problemen die hij zou hebben ondervonden. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geconcludeerd dat de asielaanvragen van eisers ongeloofwaardig waren. De beroepen van eisers werden ongegrond verklaard, en zij kregen geen vergoeding van hun proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en biedt inzicht in de beoordeling van asielaanvragen en de eisen voor het leveren van bewijs van geloofwaardigheid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.34511 en NL23.34518

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1], V-nummer: [nummer], eiser

[naam 2], V-nummer: [naam 2], eiseres
hierna gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 26 oktober 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers in de verlengde asielprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroepen ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen, samen met de beroepen van de kinderen van eisers met zaaknummers NL23.34524, NL23.34529 en NL23.34533, op 7 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van verweerder en M. Arif als tolk. Op de beroepen van de kinderen van eisers is bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Overwegingen

1. Eisers zijn geboren op [geboortedatum 1] respectievelijk [geboortedatum 2] en hebben de Iraakse nationaliteit.
2. Op 4 januari 2008 heeft eiser voor het eerst asiel aangevraagd in Nederland; deze aanvraag is op 11 januari 2008 ingewilligd. Bij besluit van 24 maart 2009 is de verblijfsvergunning asiel van eiser ingetrokken. Dit besluit staat in rechte vast. Op 2 december 2010 heeft eiser een tweede asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is afgewezen bij besluit van 5 juli 2011, dat in rechte vaststaat. Op 22 mei 2015 heeft eiser een derde asielaanvraag ingediend en eiseres, mede namens de minderjarige kinderen van eisers, haar eerste asielaanvraag ingediend. Ook deze aanvragen zijn afgewezen en het besluit daartoe staat in rechte vast.
3. Op 28 februari 2022 hebben eisers de huidige asielaanvragen ingediend. Hieraan hebben zij het volgende ten grondslag gelegd. Eiser stelt te behoren tot de Fayli-Koerden en een Iraanse afkomst te hebben. Eiser heeft als gevolg van zijn etniciteit en afkomst problemen ervaren in Irak. Tot de huidige asielaanvraag heeft eiser zijn achtergrond verborgen gehouden voor zijn gezin. Verder heeft eiser de Iraakse ambassade beklad met graffiti en vreest hij daarom voor de Iraakse autoriteiten. Eiseres vreest in Irak te worden gediscrimineerd vanwege de Iraanse afkomst en etniciteit van eiser.
4. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Ten aanzien van eiser heeft verweerder overwogen dat niet geloofwaardig wordt geacht dat hij een Iraanse afkomst heeft en Fayli-Koerd is. Verweerder heeft daarbij overwogen dat eiser geen goede reden heeft gegeven waarom hij niet eerder, in de vorige asielprocedures, heeft verklaard over deze afkomst en etniciteit. Verweerder heeft overwogen dat niet valt in te zien dat eiser in Irak overal vernederd en gekleineerd zou zijn vanwege zijn afkomst, maar dat zijn gezin dit nooit heeft gemerkt of dat niemand met eisers gezin heeft gesproken over eisers afkomst. Eiser heeft met de door hem overgelegde stukken zijn afkomst ook niet aannemelijk gemaakt. Verweerder acht verder niet geloofwaardig dat eiser problemen heeft gehad vanwege zijn afkomst. In dat kader heeft verweerder onder meer tegengeworpen dat eiser tweemaal is teruggekeerd naar Irak. Daarnaast acht verweerder niet geloofwaardig dat eiser de Iraakse ambassade heeft beklad. Daarvan heeft eiser namelijk geen onderbouwing geleverd en dit blijkt ook niet uit openbare bronnen. Bovendien acht verweerder niet aannemelijk dat de Iraakse autoriteiten eiser iets zouden aandoen naar aanleiding van dit incident.
In het bestreden besluit ten aanzien van eiseres heeft verweerder verwezen naar het besluit ten aanzien van eiser, nu eiseres geen zelfstandige asielmotieven heeft aangedragen.
5. Eisers voeren daartegen het volgende aan. Allereerst is sprake van een motiveringsgebrek, omdat verweerder in het bestreden besluit ten aanzien van eiser heeft verwezen naar de inhoud van het voornemen. Verweerder heeft daarnaast ten onrechte niet geloofwaardig geacht dat eiser Fayli-Koerd is en een Iraanse herkomst heeft. Eiser heeft een goede reden gegeven voor het niet eerder verklaren over zijn afkomst, namelijk dat hij bang was om zijn gezin te verliezen als zij te weten zouden komen wat de afkomst van eiser is. Eiser meent dat door verweerder ten onrechte geen taalanalyse is opgestart, omdat hiermee had kunnen worden vastgesteld dat eiser Fayli-Koerd is. Verder geeft verweerder met zijn oordeel, dat eisers afkomst ongeloofwaardig wordt geacht omdat niemand aan het gezin van eiser zou hebben verteld dat eiser Fayli-Koerd en van Iraanse afkomst is, blijk van een westers perspectief. Met de door eiser overgelegde documenten – nationaliteitsverklaringen van eiser en zijn vader en een document over het ontslag van eisers vader – heeft eiser zijn Iraanse afkomst onderbouwd. Ook in beroep heeft eiser documenten overgelegd van familieleden ter nadere onderbouwing van zijn Iraanse afkomst. Wat eiser heeft verklaard over de discriminatie en vernederingen die hij in Irak heeft meegemaakt, komt overeen met informatie uit het algemeen ambtsbericht Irak van november 2023. Het is algemeen bekend dat plunderingen hebben plaatsgevonden en dat Fayli-Koerden werden verdreven in Irak, waardoor het ook voor de hand ligt dat eiser daarmee te maken heeft gehad. Eiser is bovendien geweigerd bij de kunst- en politieacademie, wat te herleiden is naar zijn herkomst. Als gevolg van de discriminatie heeft eiser psychische problemen gekregen. Verweerder heeft gelet op dit alles ten onrechte de problemen vanwege de herkomst van eiser ongeloofwaardig geacht. De bekladding van de Iraakse ambassade is eveneens ten onrechte ongeloofwaardig geacht. In beroep heeft eiser ter onderbouwing van de bekladding een audiofragment overgelegd, waarop een proces-verbaal van de politie vanwege de bekladding wordt voorgelezen. Dat eiser niet te vrezen zou hebben vanwege de bekladding is volgens eiser onjuist.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Verwijzing naar het voornemen
6. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat, nu daarin is verwezen naar de inhoud van het voornemen. Verweerder heeft in reactie op de zienswijze niet slechts verwezen naar het voornemen, maar heeft ook puntsgewijs gereageerd op wat eiser heeft aangevoerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Afkomst van eiser
7. Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser een Iraanse afkomst heeft en Fayli-Koerd is. Verweerder heeft het bevreemdend kunnen vinden dat eiser tijdens zijn eerdere asielprocedures niet heeft verklaard dat hij een Iraanse afkomst heeft en de reden die eiser daarvoor heeft gegeven, heeft verweerder onvoldoende kunnen achten. Daarbij heeft verweerder terecht erop gewezen dat eiser naar aanleiding van zijn eerdere aanvraag zonder de aanwezigheid van eiseres is gehoord en dat eiser aan zijn advocaat had kunnen vragen om het gehoor met hem te bespreken zonder de aanwezigheid van eisers gezin. Verweerder heeft verder niet ten onrechte tegengeworpen dat niet valt in te zien dat eisers gezin nooit heeft gemerkt dat eiser overal in Irak gekleineerd en vernederd werd. De stelling van eiser dat er veel mensen op de hoogte zouden zijn van eisers afkomst, maakt dat verweerder het bevreemdend heeft kunnen achten dat de gezinsleden van eiser niet eerder door iemand anders op de hoogte zijn gesteld en zelf geen problemen hebben meegemaakt, te meer omdat ook voor de kinderen van eiser geldt dat zij dezelfde afkomst hebben als eiser. Ook heeft verweerder aan eiser kunnen tegenwerpen dat eiser geen Fayli spreekt, zoals eiser in de door hem opgestelde verklaring, die aan zijn zienswijze is gehecht, heeft bevestigd. Nu eiser de taal niet spreekt, heeft verweerder ook geen aanleiding hoeven zien om een taalanalyse uit te voeren.
8. Ten aanzien van de door eiser overgelegde documenten heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat ook hiermee de afkomst van eiser niet geloofwaardig is gemaakt. Over de nationaliteitsverklaring van eiser heeft verweerder terecht overwogen dat hierop niet staat vermeld dat eiser van Iraanse afkomst zou zijn of dat hij Fayli-Koerd is. Verweerder heeft eiser niet ten onrechte niet gevolgd in zijn stelling dat eisers nationaliteitsverklaring is afgegeven door een andere instantie dan de nationaliteitsverklaring van eiseres en dat daarmee de Iraanse afkomst van eiser wordt onderbouwd. Uit door verweerder geraadpleegde openbare bronnen blijkt immers niet dat de instantie die de nationaliteitsverklaring van eiser heeft afgegeven behoort tot het ministerie van Buitenlandse Zaken, zoals eiser stelt. Eiser heeft ook niet onderbouwd dat dit wel het geval is. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat het gegeven dat de stempel op eisers nationaliteitsverklaring mogelijk afwijkt van de stempel op de nationaliteitsverklaring van eiseres kan zijn ingegeven door het feit dat het document van eiseres elf jaar later is afgegeven dan het document van eiser. Ten aanzien van het document waaruit blijkt dat het arbeidscontract van eisers vader is ontbonden, heeft verweerder terecht opgemerkt dat hieruit niet kan worden afgeleid dat eisers vader is ontslagen vanwege de gestelde Iraanse afkomst. Ook heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser tijdens een vorige asielprocedure heeft verklaard dat zijn vader ontslagen werd vanwege het behoren tot de communistische partij. Aan de overgelegde kopie van de nationaliteitsverklaring van eisers vader heeft verweerder niet de waarde hoeven hechten die eiser daaraan wenst te hechten, nu deze niet op echtheid kan worden onderzocht. De door eiser in beroep overgelegde stukken over familieleden leiden ook niet tot een andere conclusie. Verweerder heeft ter zitting terecht overwogen dat dit kopiedocumenten zijn die niet op eiser zelf zien en op meerdere punten dusdanig onduidelijk zijn dat deze niet vertaald kunnen worden. Gelet hierop heeft verweerder ook hieraan niet de waarde hoeven hechten die eiser daaraan wenst te hechten.
Problemen vanwege afkomst
9. Verweerder heeft ook de problemen vanwege de door eisers gestelde afkomst van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft het bevreemdingwekkend kunnen achten dat eiser tweemaal is teruggekeerd naar Irak terwijl hij stelt daar ernstige problemen te hebben ondervonden. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser de door hem gestelde plundering van zijn winkel en woning niet heeft onderbouwd evenals dat de reden voor de plundering gelegen is in eisers afkomst. De stelling van eiser dat het een feit van algemene bekendheid is dat plunderingen hebben plaatsgevonden, heeft verweerder onvoldoende kunnen achten. Ook heeft verweerder niet ten onrechte eiser gevolgd in zijn stelling dat hij geweigerd werd bij de kunst- en politieacademie vanwege zijn afkomst, nu eiser dit niet heeft onderbouwd en oppervlakkige antwoorden heeft gegeven op de vragen hoe hij weet dat hij daarom werd geweigerd en wat zijn reactie daarop was.
Bekladding van de Iraakse ambassade
10. Ook de bekladding van de Iraakse ambassade heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht, omdat eiser hierover geen documenten heeft overgelegd en dit ook niet blijkt uit openbare bronnen. Het door eiser in beroep overgelegde audiofragment maakt dit niet anders. Op dit fragment is te horen dat een proces-verbaal wordt voorgelezen over een bekladding van de straat bij de ambassade, maar uit dit fragment kan niet worden opgemaakt dat eiser dit heeft gedaan of dat hij daarvan wordt verdacht. Er wordt in dit fragment namelijk geen naam of nummer genoemd dat te herleiden is tot eiser. Verweerder heeft zich ter zitting dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser hiermee niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt dat hij de Iraakse ambassade heeft beklad. Verder volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat, in het geval dat wel gevolgd zou worden dat eiser de Iraakse ambassade zou hebben beklad, niet aannemelijk is gemaakt dat eiser hierdoor bij terugkeer te vrezen heeft voor de Iraakse autoriteiten.
Conclusie
11. Verweerder heeft het relaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht en zijn asielaanvraag niet ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Aangezien de aanvraag van eiseres afhankelijk is van de aanvraag van eiser, heeft verweerder ook haar aanvraag niet ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond.
12. De beroepen zijn ongegrond.
13. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.