ECLI:NL:RBDHA:2024:741
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, maar wiens aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 september 2023 was afgewezen. De staatssecretaris had de aanvraag als kennelijk ongegrond beoordeeld en bovendien een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 9 januari 2024, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigden, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank heeft op 24 januari 2024 uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker. Aangezien de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan op het beroep, was een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.