ECLI:NL:RBDHA:2024:7405

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
NL24.1690
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Mauritaanse eiser en de beoordeling van de staatssecretaris

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Mauritaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren in 1995, diende op 11 februari 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 10 januari 2024 door de staatssecretaris als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 12 februari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak overschreden, maar uiteindelijk op 22 maart 2024 uitspraak gedaan.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, omdat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser bescherming kan inroepen bij de Mauritaanse autoriteiten. Eiser heeft aangegeven dat hij bedreigd wordt door een schuldeiser, [A], en dat eerdere pogingen om bescherming te zoeken bij de autoriteiten niet hebben geleid tot enige hulp, maar juist tot meer bedreigingen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet voldoende heeft aangetoond dat eiser daadwerkelijk bescherming kan krijgen, en dat de argumenten van de staatssecretaris niet voldoende onderbouwd zijn.

De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering door de staatssecretaris in asielzaken, vooral wanneer er sprake is van bedreigingen en een gebrek aan bescherming in het land van herkomst.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.1690
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. G.E. Jans),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M. Talsma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Mauritaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1995. Hij heeft op 11 februari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 10 januari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 12 februari 2024 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, S. Magid als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.
1.2.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen vier weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht uiterlijk vier weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Na het overlijden van de vader van eiser in 2012 is er een schuldeiser gekomen die zei dat zijn vader nog schulden had. Later, in 2014, 2015 of 2016, is door de rechtbank bepaald dat eiser en zijn familie de schuld moesten betalen. Hierdoor zijn ze bijna al hun bezittingen kwijtgeraakt, waaronder hun land, vissersboten en geld. Zijn broer [broer] en hij waren het hier niet mee eens en gingen in discussie met de schuldeiser, genaamd [A] , van de stam [stam] . Deze discussies hebben tot in 2020 geduurd. De discussies gingen toen over in dreigementen,
gericht aan eiser en zijn broer [broer] . Een paar maanden voor het vertrek van eiser kwam [A] erachter dat eiser vanaf 2013 in het geheim een relatie had met de dochter van [A] . De dreigementen zijn toen persoonlijker geworden. Eiser is in december 2021 het land uit gevlucht.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen met en bedreigingen van [A] van de stam [stam] . Allebei de elementen zijn door de staatssecretaris geloofwaardig geacht.
Beroepsgronden
5. Eiser voert aan dat de in zijn asielrelaas genoemde feiten geloofwaardig zijn bevonden en dat deze leiden tot een levensbedreigende situatie waartegen geen bescherming mogelijk is gebleken. De poging van eiser tot aangifte bij de politie heeft tot niets geleid, dit heeft juist geleid tot een toename van de bedreigingen door [A] . Omdat de pogingen bescherming in te roepen bij de Mauritaanse autoriteiten leidden tot zeer ernstige bedreigingen kwam eiser in een situatie van artikel 3 van het EVRM terecht. Ook voert eiser aan dat het Mauritaanse rechtssysteem niet onpartijdig is. Rechtbanken in Mauritanië discrimineren en worden geleid door corruptie, waardoor de eigendommen van eiser en zijn familie niet meer kunnen worden teruggevorderd. Het inroepen van bijstand van de National Human Rights Commission (CNDH) is zinloos. De CNDH ziet vooral op detentieomstandigheden. De corruptie en de niet functionerende overheid zorgen ervoor dat er geen bescherming mogelijk is tegen personen als [A] in Mauritanië. Ten slotte voert eiser aan dat Mauritanië geen democratisch land zou zijn, waar de autoriteiten bescherming kunnen of willen bieden. Hierbij wordt verwezen naar het GAN rapport.1

Standpunt staatssecretaris in beroep

6. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiser bescherming in kan roepen tegen [A] . Eiser kan ten eerste bij de politie terecht. Hij heeft zich maar een keer gemeld bij de politie en het is niet duidelijk of eiser toen daadwerkelijk aangifte heeft gedaan. Verder kan eiser klagen bij de CNDH. De staatssecretaris verwijst hiervoor naar een rapport van het US Department of State, waaruit blijkt dat deze organisatie niet alleen detentieomstandigheden onderzoekt.2 Ook kan eiser klagen bij de autoriteiten. De staatssecretaris verwijst hiervoor naar het Algemeen Ambtsbericht Mauritanië 2000, waaruit volgt dat de regering zich inspant de opleiding en onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te verbeteren.3
Oordeel rechtbank
7. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat hij in aanmerking dient te komen voor vluchtelingschap, heeft hij dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De staatssecretaris heeft zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat de geloofwaardig geachte relevante elementen in het relaas van eiser niet zijn te herleiden tot de gronden van het Vluchtelingenverdrag.
1. GAN integrity, Mauritania risk report, 5 november 2020, pagina 2.
2 2022 Country Reports on Human Rights Practices: Mauritania.
3 Pagina 17, Algemeen Ambtsbericht Mauritanië 2000.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in het kader van het beroep van eiser op artikel 3 van het EVRM onvoldoende gemotiveerd dat eiser bescherming kan inroepen bij de Mauritaanse autoriteiten. Het standpunt van de staatssecretaris dat eiser nogmaals kan klagen bij de politie is onvoldoende onderbouwd, gezien het feit dat geloofwaardig wordt geacht dat eiser door [A] is bedreigd nadat hij bij de politie was geweest en daar gesproken had over de zaak en [A] dus wist dat eiser daar was geweest. Daarnaast is door de staatssecretaris in het nader gehoor niet aan eiser (door)gevraagd of hij aangifte of enkel een melding bij de politie heeft gedaan. Dat zonder nadere onderbouwing aan eiser wordt tegengeworpen dat hij zich tot de politie kan wenden, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook onzorgvuldig.
7.2.
Ten aanzien van de mogelijkheid om te klagen bij de CNDH oordeelt de rechtbank dat uit het rapport van het US Department of State onvoldoende volgt dat eiser daar kan klagen. De CNDH ziet met name op het toezicht op de naleving van mensenrechten als detentie en slavernij. Naar het oordeel van de rechtbank kan de staatssecretaris zonder nadere motivering niet aan eiser tegenwerpen dat hij hier zou kunnen klagen over zijn problemen. Ook hierdoor is sprake van een motiveringsgebrek.
7.3.
Het standpunt van de staatssecretaris dat eiser kan klagen bij autoriteiten, anders dan de politie, kan de rechtbank ook niet zonder meer volgen. Uit de stukken die eiser heeft overgelegd, waaronder het GAN rapport, volgt een algemeen beeld van (overheids)corruptie. Eiser stelt zelf ook dat hij ten onrechte geen gelijk heeft gekregen bij de rechtbank in het geschil met [A] . De staatssecretaris heeft niet met actuele informatie onderbouwd dat eiser met kans op succes bij een rechtbank zijn beklag zou kunnen doen. Het standpunt van de staatssecretaris dat eiser met het GAN rapport niet zou hebben onderbouwd waarom dit rapport op eiser van toepassing is, volgt de rechtbank niet. De staatssecretaris heeft verder ook niet toegelicht bij welke autoriteiten, anders dan de politie en de rechtbank, eiser zou kunnen klagen.
7.4.
De beroepsgrond van eiser slaagt. Het bestreden besluit komt wegens zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken voor vernietiging in aanmerking.

Conclusie en gevolgen

8. De staatssecretaris heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan de staatssecretaris op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
8.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft de staatssecretaris hiervoor acht weken tijd.
8.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal
€ 1.750,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 10 januari 2024;
  • draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 maart 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.