ECLI:NL:RBDHA:2024:740
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft verzoekster op 12 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Op 23 november 2023 heeft de staatssecretaris bericht dat de mvv aan verzoekster mag worden afgegeven, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken. Verzoekster heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten door de staatssecretaris.
De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris niet binnen de geldende termijn op de aanvraag heeft beslist en de aanvraag hangende het beroep heeft ingewilligd, is de staatssecretaris geheel aan het beroep van verzoekster tegemoetgekomen.
De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster om vergoeding van de proceskosten als kennelijk gegrond toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast heeft de rechtbank de staatssecretaris erop gewezen dat hij verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,00 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Verzoekster heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak, binnen zes weken na verzending.