ECLI:NL:RBDHA:2024:7387
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Vergoeding proceskosten na intrekking beroep om machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben verzoekers, allen van Eritrese nationaliteit, op 6 april 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 29 maart 2024 de aanvraag ingewilligd. Na deze beslissing hebben de verzoekers hun beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. De staatssecretaris heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten tot een bedrag van € 437,50 te vergoeden, evenals het eventueel betaalde griffierecht tot een hoogte van € 184,-.
De rechtbank heeft het verzoek van de verzoekers om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht voorlopig toegewezen. De verzoekers hebben voldoende aangetoond dat zij voldoen aan de voorwaarden voor deze vrijstelling. De rechtbank heeft vervolgens, zonder zitting, uitspraak gedaan op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoekers en heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.