ECLI:NL:RBDHA:2024:7368
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak zonder beroepsprocedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een vreemdeling met een V-nummer, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 26 september 2023 was genomen. Dit besluit hield in dat de aanvraag van verzoekster om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet buiten behandeling was gesteld. Na het indienen van bezwaar heeft de Staatssecretaris op 5 maart 2024 beslist op het bezwaarschrift, maar verzoekster heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter constateerde dat er geen beroepsprocedure liep tegen het bestreden besluit, wat een voorwaarde is voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. Hierdoor werd het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier B.A. van der Wiel, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.