ECLI:NL:RBDHA:2024:7359
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.J. van den Hoogen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. De rechtbank overweegt dat indien een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiseres heeft haar asielaanvraag op 30 oktober 2022 ingediend, en op 20 december 2022 heeft verweerder Italië verzocht om eiseres over te nemen op basis van de Dublinverordening. De Italiaanse autoriteiten hebben dit verzoek op 21 februari 2023 fictief geaccepteerd.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 april 2023, waarin werd vastgesteld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië niet langer kan worden gehanteerd. Dit betekent dat verweerder verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres, omdat het duidelijk was dat een overdracht aan Italië niet mogelijk was. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijnen voor asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken, met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor de aanvraag van eiseres, waardoor de termijn om te beslissen nog niet was verstreken op het moment dat zij de ingebrekestelling indiende.
Aangezien de ingebrekestelling prematuur was, is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 mei 2024.