ECLI:NL:RBDHA:2024:7347

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
NL24.2347
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van opvolgend beroep in vreemdelingenrechtelijke procedure

Op 11 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, het beroep van eiser inzake NL23.34020 gegrond verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd opgedragen om binnen acht weken op de aanvraag van eiser te beslissen, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, tot een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft op 21 januari 2024 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit opvolgend beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank oordeelt dat als een opvolgend beroep niet tijdig wordt ingesteld voordat de maximale dwangsom is volgelopen, het beroep niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Dit is in lijn met het beleid van de rechtbank, dat stelt dat het opleggen van een tweede dwangsom voordat de eerste is volgelopen, in strijd is met het systeem van deze beroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris tot en met 5 februari 2024 de tijd had om een besluit te nemen. Ten tijde van het instellen van het beroep op 21 januari 2024 was de termijn voor het nemen van een besluit nog niet verstreken.

Aangezien er geen besluit is genomen door de staatssecretaris, kan deze pas vanaf 6 februari 2024 een dwangsom verbeuren. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier. Eiser kan binnen zes weken na bekendmaking van deze uitspraak een verzetschrift indienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2347

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [nummer 1]
mede namens haar minderjarige dochter:
[naam]
V-nummer: [nummer 2]
(gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

Inleiding

1. Op 11 december 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, het door eiser ingestelde beroep inzake NL23.34020 tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag gegrond verklaard. De staatssecretaris is opgedragen om binnen acht weken na bekendmaking van de uitspraak op de aanvraag van eiser te beslissen. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de staatssecretaris de genoemde termijnen overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-.
1.1.
Op 21 januari 2024 heeft eiser (nogmaals) beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag.
1.2.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Uit het beleid [1] van de rechtbank volgt dat in het geval er een opvolgend beroep niet tijdig wordt ingesteld voordat de maximale dwangsom is volgelopen, het (opvolgende) beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Het opleggen van een tweede dwangsom nog voordat de eerste dwangsom is volgelopen, is namelijk in strijd met het systeem van dit soort beroepen. Een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag doet daarmee af aan de rechtskracht van de eerste uitspraak. De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit geval anders te oordelen.
3. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris tot en met 5 februari 2024 de tijd had om een besluit te nemen. Ten tijde van het instellen van het onderhavige beroep, op
21 januari 2024, was de termijn voor het nemen van een besluit door de staatssecretaris nog niet verlopen.
4. Het is de rechtbank niet gebleken dat de staatssecretaris inmiddels een besluit heeft genomen. Omdat er geen besluit is genomen kan de staatssecretaris, gelet op de uitspraak van 11 december 2023, eerst vanaf 6 februari 2024 een rechterlijke dwangsom verbeuren. Deze dwangsom was ten tijde van het instellen van onderhavig beroep nog niet volgelopen.
5. Dat betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is.
6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Beleid ten aanzien van de beroepen niet tijdig in het vreemdelingenrecht, vastgesteld op 25 maart 2020 (gepubliceerd op rechtspraak.nl).