In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.G. Kleijweg, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER om bij een minderjarig Nederlands kind te verblijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder hangende het beroep alsnog een besluit op de aanvraag heeft genomen op 10 april 2024. Eiseres heeft haar beroep niet ingetrokken, waardoor de rechtbank genoodzaakt was om uitspraak te doen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de rechtbank geen uitspraak doet over de inhoud van het beroep, omdat verweerder inmiddels heeft beslist op de aanvraag. Eiseres had met haar beroep beoogd dat verweerder zou beslissen, en aangezien dit nu is gebeurd, heeft het beroep geen zin meer. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vastgesteld dat eiseres geen belang meer heeft bij het beroep.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50, en heeft zij bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is op 8 mei 2024 openbaar gemaakt.