ECLI:NL:RBDHA:2024:7329

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
NL24.12019
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake aanvraag verblijfsdocument EU/EER

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.G. Kleijweg, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER om bij een minderjarig Nederlands kind te verblijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder hangende het beroep alsnog een besluit op de aanvraag heeft genomen op 10 april 2024. Eiseres heeft haar beroep niet ingetrokken, waardoor de rechtbank genoodzaakt was om uitspraak te doen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de rechtbank geen uitspraak doet over de inhoud van het beroep, omdat verweerder inmiddels heeft beslist op de aanvraag. Eiseres had met haar beroep beoogd dat verweerder zou beslissen, en aangezien dit nu is gebeurd, heeft het beroep geen zin meer. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vastgesteld dat eiseres geen belang meer heeft bij het beroep.

Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50, en heeft zij bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is op 8 mei 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.12019
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER voor verblijf bij een minderjarig Nederlands kind (hierna: de aanvraag).
Op 10 april 2024 heeft verweerder hangende het beroep alsnog een besluit op de aanvraag genomen.
Omdat eiseres het beroep niet heeft ingetrokken, doet de rechtbank nu nog uitspraak op haar beroep.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Dat is wat eiseres heeft gedaan. Inmiddels heeft verweerder wel een besluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat eiseres wilde en de rechtbank hoeft dit dan ook niet meer aan verweerder op te dragen. Omdat eiseres het beroep niet heeft ingetrokken moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over het beroep.
3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of eiseres gelijk had met haar beroep. Dit is om de volgende reden. Eiseres wilde met haar beroep bereiken dat verweerder zou beslissen op de aanvraag. Omdat verweerder heeft beslist, heeft het beroep van eiseres geen zin meer. Eiseres heeft daarom geen belang meer
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
bij haar oorspronkelijke beroep (geen procesbelang).
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan eiseres tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een besluit op de aanvraag te nemen. De rechtbank veroordeelt verweerder daarom in de door eiseres gemaakte proceskosten.2
5. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
6. De rechtbank ziet aanleiding om te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ter hoogte van € 187,- vergoedt.3

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier.
2 Op basis van artikel 8:75 van de Awb.
3 Op basis van artikel 8:74, tweede lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 mei 2024

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.