ECLI:NL:RBDHA:2024:73
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure na toewijzing visumaanvraag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 5 januari 2024, wordt een geschil behandeld over de proceskostenvergoeding in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres had een visum kort verblijf aangevraagd, welke aanvraag op 6 september 2023 door de Minister van Buitenlandse Zaken werd afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld en een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend, wat leidde tot een uitspraak van de voorzieningenrechter op 8 september 2023, waarin het verzoek werd toegewezen. De Minister heeft daarop zijn besluit herzien en de aanvraag van eiseres ingewilligd, maar weigerde de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase. Eiseres heeft haar beroep gehandhaafd, met de stelling dat zij recht heeft op deze vergoeding.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 6 september 2023, niet-ontvankelijk is, omdat eiseres haar doel met de aanvraag inmiddels heeft bereikt. Het beroep tegen het besluit van 8 september 2023 is ongegrond verklaard, omdat de rechtbank geen aanleiding zag om het primaire besluit te herroepen. De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat eiseres recht heeft op een proceskostenvergoeding voor de beroepsprocedure, omdat haar beroep heeft geleid tot het inwilligen van de aanvraag. Eiseres krijgt één punt voor de proceskosten, ter waarde van € 875,-. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is openbaar uitgesproken.