ECLI:NL:RBDHA:2024:7298
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van verblijfsvergunning en inreisverbod wegens misdrijven en bedreiging van openbare orde
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de intrekking van de verblijfsvergunning van eiser, een man van Dominicaanse nationaliteit, die sinds 1992 in Nederland verblijft. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 20 juni 2023 besloten om de aan eiser verleende verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te trekken, omdat hij een gevaar voor de openbare orde zou vormen. Dit besluit volgde op meerdere veroordelingen van eiser voor ernstige misdrijven, waaronder een woningoverval waarbij een vrouw om het leven kwam, waarvoor hij in 2021 een gevangenisstraf van 9 jaar en 6 maanden kreeg opgelegd. Eiser had eerder al een waarschuwing ontvangen dat zijn verblijfsvergunning ingetrokken zou kunnen worden bij een nieuwe veroordeling.
De rechtbank heeft de zaak op 4 april 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigden aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten tot intrekking van de verblijfsvergunning, omdat eiser meermaals onherroepelijk was veroordeeld voor misdrijven die een ernstige bedreiging voor de samenleving vormden. De rechtbank weegt daarbij de lange verblijfsduur van eiser in Nederland, zijn persoonlijke omstandigheden en de impact van de intrekking op zijn gezinsleven af tegen het belang van de openbare orde. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de intrekking van de verblijfsvergunning en het opgelegde inreisverbod voor de duur van tien jaar op een deugdelijke wijze heeft gemotiveerd en dat er geen sprake is van schending van artikel 8 van het EVRM, aangezien eiser geen beschermenswaardig familieleven heeft aangetoond.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de intrekking van de verblijfsvergunning en het inreisverbod in stand blijven. Eiser kan in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak.