ECLI:NL:RBDHA:2024:7277
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure over visum voor kort verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vergoeding van proceskosten. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R. Hijma, had een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten na een beroep tegen de weigering van een visum voor kort verblijf. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder in deze zaak.
Verzoekster had op 17 juli 2023 beroep aangetekend omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaarschrift. Op 2 augustus 2023 heeft verweerder aan verzoekster laten weten geen bezwaar meer te maken tegen de afgifte van het visum. Verzoekster trok daarop haar beroep in en verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit verzoek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskosten van verzoekster, die verweerder moet vergoeden, € 437,50 bedragen. Dit bedrag is vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 januari 2024.