ECLI:NL:RBDHA:2024:725

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
NL23.35939
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een opvolgende asielaanvraag wegens niet-ontvankelijkheid

Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een opvolgende asielaanvraag van eiser, die niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvraag van eiser, die eerder op 19 december 2022 was afgewezen, opnieuw is beoordeeld. Eiser heeft aangevoerd dat zijn Egyptische nationaliteit inmiddels is bevestigd en dat dit nieuwe elementen met zich meebrengt die de kans op internationale bescherming vergroten. De rechtbank oordeelt echter dat eiser geen bewijs heeft geleverd van deze bevestiging en dat zijn verklaring niet substantieel verschilt van zijn eerdere asielaanvraag. Hierdoor is er geen nieuw element dat de kans op internationale bescherming aanzienlijk vergroot.

Daarnaast heeft eiser een beroepsgrond ingediend die stelt dat vertrek en terugkeer naar Egypte onmogelijk is, en dat er daarom geen terugkeerbesluit en inreisverbod kan zijn. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet is onderbouwd en geen zelfstandige betekenis heeft, aangezien de aanvraag terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank concludeert dat de eerdere besluiten van 19 december 2022 nog steeds van toepassing zijn.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35939
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Zuithoff).

ProcesverloopBij besluit van 7 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2024 op zitting behandeld. Eiser is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Het is een tweede asielaanvraag die niet-ontvankelijk is verklaard. [1] Beoordeeld moet worden of sprake is van nieuwe elementen of bevindingen en, zo ja, of die de kans aanzienlijk groter maken dat eiser in aanmerking komt voor internationale bescherming. [2]
2. Eiser heeft aangevoerd dat inmiddels zijn Egyptische nationaliteit is bevestigd en dat daarom zijn asielrelaas in dat kader moet worden beoordeeld.
3. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een nieuw element of bevinding. Eiser heeft geen stukken ingebracht waaruit blijkt dat zijn Egyptische nationaliteit is bevestigd en ook zijn verklaring zelf biedt niets nieuws ten opzichte van zijn eerdere asielaanvraag. Maar los daarvan, ook al zou dat wel zo zijn, dan nog is bij de beoordeling van de eerste asielaanvraag van eiser zijn gestelde Egyptische nationaliteit tot uitgangspunt genomen en heeft verweerder zijn relaas beoordeeld. Met andere woorden, als er al een nieuw element zou moeten worden aangenomen, dan nog maakt dat element de kans op internationale bescherming niet aanzienlijk groter voor eiser.
4. Dat betekent dat verweerder de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
5. Dan is er nog de beroepsgrond dat uit het aanvraagformulier (M35-O) blijkt dat vertrek en terugkeer naar Egypte onmogelijk is en dat daarom geen sprake kan zijn van een terugkeerbesluit en een inreisverbod.
6. De rechtbank vindt dat deze beroepsgrond niet is onderbouwd en geen zelfstandige betekenis heeft, nu al is geoordeeld dat de opvolgende asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Dat oordeel brengt immers mee dat het bij het eerste afwijzende asielbesluit van 19 december 2022 gegeven terugkeerbesluit en opgelegde inreisverbod terecht nog steeds van toepassing zijn verklaard.
7. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Deze maatstaf is ontleend aan het L.H.-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:478.