ECLI:NL:RBDHA:2024:7244

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
SGR 23/7482, SGR 23/8387 en SGR 24/474
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig bekendmaken van omgevingsvergunning en weigering tot vaststelling van dwangsom

In deze zaak heeft eiseres, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], op 25 januari 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd voor een terrasboot bij haar horeca-inrichting aan [adres] te [plaats]. Eiseres heeft verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Leiden, op 9 oktober 2023 verzocht om de van rechtswege verleende omgevingsvergunning bekend te maken. Na een ingebrekestelling op 25 oktober 2023 heeft eiseres op 13 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekendmaken van de beschikking (zaaknummer SGR 23/7482). Verweerder heeft op 7 november 2023 de omgevingsvergunning geweigerd, waarop eiseres op 12 december 2023 beroep heeft ingesteld tegen dit besluit (SGR 23/8387). Daarnaast heeft eiseres op 20 december 2023 bezwaar gemaakt tegen de beslissing van 13 november 2023 dat er geen dwangsom toekomt voor het niet tijdig beslissen op de aanvraag (SGR 24/474). De rechtbank heeft op 5 maart 2024 de zaak behandeld.

De rechtbank oordeelt dat de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing was op de aanvraag en dat de omgevingsvergunning van rechtswege is verleend, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank vernietigt het niet-tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om de omgevingsvergunning binnen twee weken bekend te maken. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. Het beroep tegen het weigeringsbesluit is ook gegrond, terwijl het beroep tegen de weigering tot vaststelling van een dwangsom ongegrond is verklaard. Verweerder moet het griffierecht en proceskosten vergoeden aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 23/7482, SGR 23/8387 en SGR 24/474.

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2024 in de zaken tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.R. Plug),
en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Ramsoekh).

Inleiding

1. Eiseres heeft op 25 januari 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd voor een terrasboot voor haar horeca-inrichting aan de [adres] te [plaats] .
1.1.
Eiseres heeft verweerder op 9 oktober 2023 verzocht om binnen twee weken krachtens het bepaalde in artikel 4:20a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de volgens eiseres van rechtswege verleende omgevingsvergunning bekend te maken. Eiseres heeft verweerder op 25 oktober 2023 in gebreke gesteld. Op 13 november 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekendmaken van de beschikking van rechtswege (SGR 23/7482).
1.2.
Op 7 november 2023 heeft verweerder, na toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure, besloten de omgevingsvergunning te weigeren. Op 12 december heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit (SGR 23/8387).
1.3.
Op 13 november 2023 heeft verweerder besloten dat eiseres geen dwangsom toekomt voor het niet tijdig beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning. Eiseres heeft op 20 december 2023 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Verweerder heeft dit bezwaarschrift op 8 januari 2024 doorgestuurd naar de rechtbank. Het beroep van eiseres tegen het besluit tot weigering van de omgevingsvergunning heeft ingevolge artikel 4:18 van de Awb van rechtswege mede betrekking op het besluit van 13 november 2023 (SGR 24/474).
1.4.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2024 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld door [naam 1] , [naam 1] en [naam 3] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door mr. M. Barel en [naam 4] .

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiseres en verweerder twisten over de vraag of de reguliere dan wel de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is op de aangevraagde omgevingsvergunning, en of de vergunning van rechtswege is verleend. Eiseres heeft ook beroep ingesteld tegen het uiteindelijk genomen weigeringsbesluit en tegen de weigering tot vaststelling van een dwangsom.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiseres betoogt inzake het beroep tegen het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende vergunning dat de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is op de aanvraag. Omdat de aanvraag op 25 januari 2023 is ingediend, en niet binnen de beslistermijn een besluit is genomen, is de omgevingsvergunning van rechtswege verleend, aldus eiseres. Verweerder heeft nagelaten om deze omgevingsvergunning bekend te maken, ook nadat eiseres verweerder heeft aangeschreven en in gebreke heeft gesteld.
3.1.
Inzake het beroep tegen het op 7 november 2023 genomen weigeringsbesluit betoogt eiseres dat verweerder niet langer bevoegd was om te besluiten op de aanvraag, nu de omgevingsvergunning reeds van rechtswege is verleend.
3.2.
Inzake het beroep tegen de weigering tot vaststelling van een dwangsom betoogt eiseres dat verweerder weliswaar binnen twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling alsnog een besluit heeft genomen op de aanvraag, maar dat verweerder niet bevoegd was om nog een besluit op de aanvraag te nemen. Daarom zou verweerder alsnog een dwangsom verschuldigd zijn aan eiseres.
3.3.
De rechtbank zal de beroepen van eiseres in bovenstaande volgorde behandelen.
3.4.
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Omdat de omgevingsvergunning is aangevraagd vóór 1 januari 2024, blijft in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), zoals die voor die datum gold, van toepassing. [1]
Het beroep tegen het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning (SGR 23/7482)
4. Artikel 3.7, eerste lid, van de Wabo luidt:
Deze paragraaf is van toepassing op de voorbereiding van besluiten, tenzij paragraaf 3.3 daarop van toepassing is.
4.1.
Artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo luidt:
1.
Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning, indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op:
a.
een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, voor zover er strijd is met het bestemmingsplan of een beheersverordening en slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°.
4.2.
Artikel 3.9, derde lid, van de Wabo luidt, voor zover relevant:
Paragraaf. 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is, met uitzondering van de artikelen 4:20b, derde lid, en 4:20f, van toepassing op de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag.
4.3.
Artikel 4:20b, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt:
Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking is beslist, is de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven.
4.4.
Artikel 4.20c, eerste lid, van de Awb luidt:
Het bestuursorgaan maakt de beschikking bekend binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven.
5. De vraag of al dan niet van rechtswege vergunning is verleend, hangt, gelet op deze bepalingen in de Wabo en de Awb, af van het antwoord op de vraag welke procedure op de aanvraag van toepassing is. De vergunning kan uitsluitend van rechtswege verleend zijn, als de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is. Op een aanvraag om een omgevingsvergunning is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing, tenzij de uitgebreide voorbereidingsprocedure geldt. De beantwoording van de vraag of op een aanvraag om een omgevingsvergunning de reguliere dan wel de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is, is afhankelijk van de activiteit die is aangevraagd. De Wabo bepaalt daarmee exclusief welke procedure op een aanvraag om een omgevingsvergunning van toepassing is. Verweerder heeft hierin dus geen vrije keuze, maar dient die voorbereidingsprocedure toe te passen die uit de Wabo voortvloeit. Uit artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo volgt dat voor het afwijken van het bestemmingsplan de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is als slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo. Met andere woorden: indien voor die activiteit vergunning kan worden verleend door middel van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1°, van de Wabo dan wel artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing.
6. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Binnenstad”. Op het betrokken perceel rusten de enkelbestemming “Water”, de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie 2” en de dubbelbestemming “Waarde - Cultuurhistorie”.
6.1.
Uit artikel 14.1 van de planregels volgt dat de voor “Water” aangewezen gronden niet bestemd zijn voor een terrasboot. Dit staat tussen partijen ook niet ter discussie. Uit artikel 14.6.1 van het bestemmingsplan volgt dat het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 14.1 ten behoeve van het afmeren van een terrasboot bij een horecabedrijf, mits:
in de panden langs het water een horecabedrijf is gevestigd;
het verkeer op het tussen het horecabedrijf en de terrasboot gelegen openbaar gebied geen onevenredig hinder zal ondervinden;
de doorvaart op het water hierdoor niet onevenredig belemmerd wordt;
e breedte van de terrasboot niet meer dan eenderde van de breedte van het water ter plaatse mag bedragen.
7. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat hij eerst heeft getoetst of de omgevingsvergunning aan de hand van deze binnenplanse afwijkingsbevoegdheid kon worden verleend. Verweerder is daarbij tot de constatering gekomen dat dat niet het geval is, nu de terrasboot de doorvaart onevenredig zou belemmeren. Omdat er ook geen afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is met behulp van de kruimelgevallenregeling in artikel 4 van bijlage II bij het Bor, heeft verweerder zich genoodzaakt te zien om de aanvraag te toetsen aan de hand van de buitenplanse afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo. Hierdoor is verweerder tot de conclusie gekomen dat niet de reguliere voorbereidingsprocedure, maar de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing was op de aanvraag.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat op de aanvraag de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is. De aangevraagde activiteit, het afmeren van een terrasboot bij een horecabedrijf, past immers binnen de reikwijdte van de in het bestemmingsplan gegeven afwijkingsbevoegdheid. Dat, zoals verweerder stelt, niet wordt voldaan aan een van de voorwaarden voor toepassing van deze binnenplanse afwijkingsbevoegdheid, doet bij de beoordeling welke voorbereidingsprocedure van toepassing is niet ter zake. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt immers dat de reikwijdte van de bevoegdheid om binnenplans van het bestemmingsplan af te wijken voor een project moet worden onderscheiden van de voorwaarden om toepassing te geven aan de bevoegdheid. Na afloop van de volgens de reguliere voorbereidingsprocedure geldende beslistermijn bestaat geen mogelijkheid meer om te besluiten of aan die voorwaarden is voldaan. [2]
8.1.
De aanvraag is op 25 januari 2023 ontvangen. Omdat de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is, diende het college binnen acht weken na deze datum te beslissen. [3] De beslistermijn eindigde derhalve op 22 maart 2023. Op 7 november 2023 heeft verweerder een besluit genomen tot weigering van de omgevingsvergunning. Verweerder heeft dus niet binnen de geldende termijn op de aanvraag beslist. De aangevraagde omgevingsvergunning is aldus van rechtswege verleend. [4] De verlening van rechtswege geldt als een beschikking. [5] Verweerder heeft deze beschikking ten onrechte niet overeenkomstig artikel 4:20c, eerste lid, van de Awb bekendgemaakt. Het beroep is gegrond.
Het beroep tegen het weigeringsbesluit (SGR 23/8387)
9. Nu de gevraagde omgevingsvergunning op 22 maart 2023 van rechtswege is verleend, was verweerder op 7 november 2023 niet langer bevoegd om alsnog een inhoudelijke beslissing te nemen op de aanvraag van eiseres. Het beroep is gegrond.
Het beroep tegen de weigering tot vaststelling van een dwangsom (SGR 24/474)
10. Eiseres stelt recht te hebben op een dwangsom omdat het besluit van 7 november 2023 te laat is genomen. Eiseres heeft verweerder op 25 oktober 2023 in gebreke gesteld. Verweerder heeft de ingebrekestelling op 27 oktober 2023 ontvangen. Op grond van artikel 4:17, derde lid, van de Awb heeft verweerder na ontvangst van de ingebrekestelling nog twee weken om het besluit te nemen. Als verweerder binnen die twee weken een besluit neemt, is verweerder aan eiseres geen dwangsom verschuldigd. Verweerder heeft binnen twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling op de aanvraag beslist. Verweerder is aan eiseres daarom geen dwangsom verschuldigd. Dat verweerder een weigeringsbesluit heeft genomen, en dus niet de van rechtswege verleende omgevingsvergunning heeft bekendgemaakt binnen die termijn, doet niet af aan het feit dat binnen de genoemde twee weken een besluit is genomen op de aanvraag. Het beroep is ongegrond.

Conclusie en gevolgen

SGR 23/7482
11. Het beroep tegen het niet-tijdig bekendmaken van een omgevingsvergunning is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het met het een besluit gelijk te stellen niet-tijdig nemen van een besluit, wegens strijd met artikel 3.9, eerste lid, van de Wabo in samenhang bezien met de artikelen 4:20a tot en met 4:20c van de Awb. Verweerder dient binnen twee weken na de dag waarop deze uitspraak wordt verzonden alsnog de van rechtswege verleende omgevingsvergunning bekend te maken. [6] De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat hij in gebreke blijft de uitspraak na te leven. De rechtbank zal de hoogte van de dwangsom vaststellen op € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-.
11.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden.
11.2.
De rechtbank veroordeelt verweerder daarnaast in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank rekent met een wegingsfactor van 0,5, omdat het beroep slechts ziet op het niet tijdig bekendmaken van een besluit, de gemachtigde in een tweede zaak van eiseres (SGR 23/8387) een nauwverwant beroepschrift heeft ingediend, beide zaken op één zitting zijn behandeld en in beide zaken aanleiding bestaat voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiseres.
SGR 23/8387
12. Het beroep tegen het weigeringsbesluit is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom ook dit bestreden besluit.
13. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder daarnaast in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en (als reeds toegelicht) een wegingsfactor 0,5).
SGR 24/474
15. Het beroep tegen de weigering tot vaststelling van een dwangsom is ongegrond. Eiseres krijgt in die zaak daarom haar griffierecht niet terug. Ook bestaat er in die zaak daarom geen aanleiding tot veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiseres.

Beslissing

De rechtbank:
In zaak SGR 23/7842:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak de van rechtswege verleende omgevingsvergunning op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder eiseres een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,- bedraagt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 875,- te betalen aan eiseres.
In zaak SGR 23/8387:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 7 november 2023;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 875,- te betalen aan eiseres.
In zaak SGR 24/474:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. J. van Seters, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Ingevolge artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.
2.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1465, r.o. 4.
3.Artikel 3.9, eerste lid, van de Wabo.
4.Artikel 3.9, derde lid, van de Wabo, gelezen in verbinding met artikel 4:20b, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 4:20b, tweede lid, van de Wabo.
6.Artikel 8:55f, tweede lid, in samenhang met artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.