In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. V.C.D. Klaassen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. J.S. de Vreeze. Eiseres had een ZW-uitkering ontvangen, maar het Uwv heeft besloten deze uitkering per 21 februari 2023 te beëindigen, omdat zij op 1 november 2022 meer dan 65% van het maatmaninkomen kon verdienen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat haar medische situatie onvoldoende is meegewogen en dat de geduide functies niet passend zijn.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv zijn besluit heeft gebaseerd op een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van eiseres, inclusief rapportages van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank oordeelt dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) voldoende rekening houdt met de beperkingen van eiseres. Eiseres heeft geen nieuwe medische feiten of rapportages overgelegd die haar standpunt onderbouwen. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft besloten dat eiseres meer kan verdienen dan 65% van het maatmaninkomen en dat haar beroep ongegrond is.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische rapportages en de rol van de rechtbank in het toetsen van de besluitvorming van het Uwv. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen, gezien de afwezigheid van nieuwe medische gegevens. De proceskostenvergoeding is niet toegewezen, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid van hoger beroep.