In deze zaak heeft eiseres, een Syrische vrouw, op 20 april 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft de staatssecretaris op 23 januari 2024 in gebreke gesteld en op 8 februari 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank zonder zitting uitspraak kon doen op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de wettelijke termijn van 90 dagen voor het nemen van een besluit op de aanvraag heeft overschreden. Eiseres had recht op een tijdige beslissing, en aangezien de staatssecretaris niet heeft gereageerd op de ingebrekestelling, is het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De verbeurde dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, en de staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal op € 437,50 zijn vastgesteld. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.