ECLI:NL:RBDHA:2024:7189
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing nareisaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid na termijnoverschrijding van vijf jaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 7 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar nareisaanvraag beoordeeld. Eiseres, die een aanvraag indiende voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis, heeft te maken met een termijnoverschrijding van meer dan vijf jaar. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Eiseres betoogt dat de overschrijding verschoonbaar moet worden geacht vanwege bijzondere omstandigheden, waaronder fouten van Nidos, de instantie die verantwoordelijk was voor de voogdij over haar zoon, referent.
De rechtbank constateert dat de aanvraag buiten de wettelijke driemaandentermijn is ingediend en dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de overschrijding niet verschoonbaar is. De rechtbank wijst erop dat, hoewel de termijnoverschrijding aanvankelijk aan Nidos te wijten kan zijn, de verantwoordelijkheid uiteindelijk ook bij referent en eiseres ligt. Na het moment dat referent in september 2016 op de hoogte werd gesteld dat er geen nareisaanvraag voor eiseres liep, heeft hij nog vier en een half jaar gewacht met het indienen van de aanvraag.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan door rechter T.J. Thurlings-Rassa, in aanwezigheid van griffier E. Diele, en is openbaar gemaakt op 13 mei 2024.