ECLI:NL:RBDHA:2024:7181

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
NL23.39460
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen het niet-tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn asielaanvraag. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder niet binnen de wettelijke termijn had beslist. Op 1 februari 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, maar eiser heeft zijn beroep niet ingetrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels op de aanvraag heeft beslist en eiser geen belang meer heeft bij een oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft voorts overwogen dat eiser recht heeft op vergoeding van proceskosten, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiser, die een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De proceskosten zijn vastgesteld op basis van de waarde per punt en de wegingsfactor, waarbij is rekening gehouden met het feit dat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn.

De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is op 2 april 2024 openbaar gemaakt. De rechtbank heeft het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard en verweerder in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.39460
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op de asielaanvraag van eiser.
Op 1 februari 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Dat is wat eiser heeft gedaan. Inmiddels heeft verweerder wel een besluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat eiser wilde en de rechtbank hoeft dit dan ook niet meer aan verweerder op te dragen. Omdat eiser het beroep niet heeft ingetrokken, moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over het beroep.
3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Eiser wilde met zijn beroep bereiken dat verweerder zou beslissen op zijn aanvraag. Omdat verweerder inmiddels heeft beslist, heeft eiser geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank over zijn beroep.
Proceskostenveroordeling
4. Over de vergoeding van de proceskosten die eiser vraagt overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen (artikel 8:75 van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
5. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken, nu het bestreden besluit van 1 september 2023 te laat is
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
genomen en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht is ingesteld door eiser.
6. De rechtbank stelt de proceskosten van eiser die verweerder moet betalen vast op
€ 437,50. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 april 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.