ECLI:NL:RBDHA:2024:7176
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar verantwoordelijkheid Zwitserland
Op 13 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker van Algerijnse nationaliteit, die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 22 februari 2024 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, met als reden dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoeker. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak op dezelfde dag, met zaaknummer NL24.6748, heeft de rechtbank het beroep van de verzoeker kennelijk ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft geen andere omstandigheden kunnen vinden die aanleiding geven tot het treffen van een voorlopige voorziening en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van mr. V. Vegter als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.