ECLI:NL:RBDHA:2024:7175
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Algerijnse nationaliteit, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft op 13 mei 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, die stelde dat er systeemfouten zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Zwitserland, wat zou leiden tot onmenselijke of vernederende behandelingen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris er in het algemeen van mag uitgaan dat Zwitserland zijn verdragsverplichtingen nakomt, tenzij eiser kan aantonen dat er structurele tekortkomingen zijn die een reëel risico op schending van zijn rechten met zich meebrengen. Eiser is hierin niet geslaagd, aangezien hij geen overtuigend bewijs heeft geleverd van deze systeemfouten.
Daarnaast heeft de rechtbank ook de beroepsgrond van eiser beoordeeld die stelde dat zijn persoonlijke omstandigheden aanleiding zouden moeten geven om zijn asielaanvraag in Nederland te behandelen. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Zwitserland en dat hij geen proceskostenvergoeding ontvangt.