ECLI:NL:RBDHA:2024:7170

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
NL23.24850
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hersteluitspraak inzake asielaanvraag en niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 6 mei 2024 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, een hersteluitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een beroep had ingediend tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.C. van den Berg, had op 29 augustus 2023 een beroep ingediend omdat hij meende dat de wettelijke beslistermijn was overschreden. In de uitspraak van 26 april 2024 was echter niet ingegaan op de gronden van het beroepschrift, wat aanleiding gaf tot deze hersteluitspraak. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was voor zover het betrekking had op het niet tijdig beslissen, omdat er inmiddels op de asielaanvraag was beslist bij besluit van 16 november 2023. Hierdoor had de eiser geen rechtens te beschermen belang meer met betrekking tot dit punt.

De rechtbank verklaarde het beroep voor het overige ongegrond en oordeelde dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. G.T. Cambier, werd veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan de gemachtigde van de eiser. De rechtbank verbeterde haar eerdere uitspraak van 26 april 2024 met deze overwegingen en maakte duidelijk dat tegen deze hersteluitspraak geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24850
uitspraak van de enkelvoudige kamer ter verbetering van de uitspraak van 26 april 2024

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Inleiding

De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat de gronden uit het beroepschrift van 29 augustus 2023 onbesproken zijn gebleven in de uitspraak van 26 april 2024. Hieronder zal de rechtbank hier alsnog op ingaan.

Beoordeling door de rechtbank

Eiser heeft een beroep tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag ingediend op 29 augustus 2023. Hij voert aan dat de wettelijke beslistermijn is overschreden en verzoekt het beroep gegrond te verklaren. Daarnaast verzoekt eiser om te bepalen dat een rechterlijke dwangsom wordt verbeurd voor elke dag dat de staatssecretaris niet beslist op de asielaanvraag.
De beroepsgrond is niet-ontvankelijk. Er is immers bij besluit van 16 november 2023 (het bestreden besluit) alsnog beslist op eisers asielaanvraag. Dat betekent dat eiser niet langer een rechtens te beschermen belang heeft met betrekking tot dit punt. Om deze reden bestaat ook geen grond voor het toekennen van een rechterlijke dwangsom.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk voor zover het ziet op het beroep niet tijdig beslissen. Voor het overige is het beroep van eiser nog steeds ongegrond.
4. Er bestaat wel reden voor een proceskostenveroordeling. Eiser heeft immers een beroep niet tijdig beslissen moeten indienen om een besluit op zijn asielaanvraag te krijgen. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de hoogte van die vergoeding vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag en met toepassing van wegingsfactor 0,5). [1]

Beslissing

De rechtbank verbetert haar uitspraak van 26 april 2024 met bovenstaande overwegingen.
Het dictum in de uitspraak van 26 april 2024 komt als gevolg van deze correctie als volgt te luiden:
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het ziet op het beroep niet tijdig beslissen;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent) aan proceskosten aan de gemachtigde van eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Voorts brengt deze uitspraak geen
wijziging in de termijn voor hoger beroep tegen de oorspronkelijke uitspraak.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RVS:2023:4355, rechtsoverweging 7.