ECLI:NL:RBDHA:2024:7157
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.F. Wijngaarden, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het beroep betreft de niet-tijdige beslissing van de Staatssecretaris op de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres heeft haar aanvraag op 18 augustus 2023 ingediend, en de Staatssecretaris had uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Eiseres heeft de Staatssecretaris op 22 december 2023 in gebreke gesteld, maar deze ingebrekestelling was prematuur, omdat deze plaatsvond voordat de wettelijke termijn van zes maanden was verstreken.
De rechtbank heeft geoordeeld dat, aangezien de ingebrekestelling niet aan de wettelijke vereisten voldeed, eiseres niet in haar beroep kon worden ontvangen. De rechtbank heeft geen zitting belegd, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken en heeft geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de rechtbank op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot deze beslissing is gekomen.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is op 6 maart 2024 openbaar gemaakt. Eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met deze uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.