ECLI:NL:RBDHA:2024:7153
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens prematuur indienen van ingebrekestelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, in beroep ging tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 2 november 2022 een asielaanvraag ingediend, maar verweerder had niet tijdig beslist op deze aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet tijdig is overgedragen aan Malta, wat betekent dat Nederland verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag op 22 juni 2023. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ingebrekestelling die door de eiser was ingediend prematuur was, omdat de beslistermijn was verlengd met negen maanden op basis van een besluit dat op 27 januari 2023 van kracht werd. Hierdoor was de termijn om te beslissen op de aanvraag nog niet verstreken op het moment dat de ingebrekestelling werd ingediend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft het beroep van de eiser dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.