In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank Den Haag heeft eerder, op 22 november 2023, bepaald dat verweerder binnen zes weken opnieuw moest beslissen op de aanvraag van eiser. Eiser stelt dat verweerder deze termijn heeft overschreden en dat hij daarom beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft besloten dat het beroep terecht is ingediend, omdat de bestuursrechter in de eerdere uitspraak een duidelijke termijn heeft gesteld die inmiddels is verstreken.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. In dit geval was dat niet nodig, omdat er al een termijn was gesteld door de rechtbank. De rechtbank heeft verweerder een termijn van twee weken opgelegd om alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag, te rekenen vanaf de dag van verzending van deze uitspraak.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 200,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen de gestelde termijn een besluit bekend te maken.