In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig was beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar asielaanvraag op 19 mei 2022 heeft ingediend en dat de Staatssecretaris op 8 januari 2023 verantwoordelijk werd voor de behandeling van het asielverzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn op basis van de Dublinverordening en de WBV 2023/3 met negen maanden was verlengd. Hierdoor was de termijn voor het nemen van een besluit op de aanvraag nog niet verstreken op het moment dat eiseres de ingebrekestelling indiende. Dit leidde tot de conclusie dat de ingebrekestelling prematuur was en dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep wegens niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt op 4 maart 2024.