ECLI:NL:RBDHA:2024:7136

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
NL24.19748
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen feitelijke overdracht van een vreemdeling in het kader van de Dublinverordening met gevolgen voor de gezondheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een Syrische vreemdeling, heeft bezwaar gemaakt tegen zijn feitelijke overdracht aan de autoriteiten van Bulgarije, zoals geregeld onder de Dublinverordening. De verzoeker heeft op 13 oktober 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag. Dit besluit is in eerdere uitspraken door de rechtbank en de Raad van State bevestigd.

De verzoeker heeft aangevoerd dat de overdracht onomkeerbare negatieve gevolgen heeft voor zijn psychische gezondheid. Hij heeft een 'fit to fly verklaring' overgelegd, maar stelt dat deze verklaring onzorgvuldig is opgesteld, omdat de arts geen kennis heeft genomen van zijn medisch dossier. De staatssecretaris heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, omdat de verzoeker niet gedwongen wordt overgedragen en dat de benodigde medische begeleiding is geregeld.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op dit moment niet voornemens is om verzoeker gedwongen over te dragen. De rechter oordeelt dat er op dit moment geen noodzaak is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de overdracht op vrijwillige basis plaatsvindt. Het verzoek om een voorlopige voorziening is daarom afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19748

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Rinkes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Inleiding

Op woensdag 8 mei 2024 om 10:15 uur wordt verzoeker door verweerder gefaciliteerd in een overdracht aan de autoriteiten van Bulgarije in het kader van de Verordening (EU) Nr. 604/2013 (Dublinverordening).
Verzoeker heeft daartegen bij verweerder bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die inhoudt dat hij tijdens de behandeling van het bezwaarschrift niet wordt overgedragen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Een feitelijke handeling jegens een vreemdeling als zodanig is op grond van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 gelijkgesteld met een beschikking. Uit het verweerschrift volgt dat het feitelijk handelen van verweerder in dit geval bestaat uit het faciliteren van het (vrijwillige) vertrek van verzoeker. Hiertegen is bezwaar en vervolgens beroep mogelijk, zoals bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb. De voorzieningenrechter is daarom bevoegd om van dit verzoek kennis te nemen.
2. Verzoeker stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 13 oktober 2023 asiel aangevraagd in Nederland. In het besluit van 5 februari 2024 heeft verweerder verzoekers asielaanvraag niet in behandeling genomen omdat Bulgarije daarvoor verantwoordelijk is. In de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 21 maart 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:3896) is het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 april 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1580) is het daartegen door verzoeker ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard. Het besluit van 5 februari 2024 dat strekt tot overdracht van verzoeker aan Bulgarije staat daarmee in rechte vast.
3. Verzoeker voert aan dat overdracht onomkeerbare negatieve gevolgen heeft voor zijn psychische gezondheid. Ter onderbouwing hiervan heeft verzoeker het roljournaal van zijn patiëntendossier overgelegd. De door de Dienst Terugkeer en Vertrek verstrekte ‘fit to fly verklaring’ van 6 mei 2024 is volgens verzoeker slechts een momentopname die niets zegt over de gevolgen voor zijn psychische toestand, terwijl dit wel onderzocht had moeten worden. Uit deze verklaring volgt dat er voorafgaand aan de vlucht cardiologisch onderzoek moet plaatsvinden, terwijl dat nog niet is gebeurd. Op de verklaring staat dat deze tot stand is gekomen zonder kennis te nemen van het medisch dossier. Dit is onzorgvuldig. Daarnaast voert verzoeker aan dat hij de steun van zijn in Nederland verblijvende broers [naam broer 1] en [naam broer 2] nodig heeft. Verzoeker wijst erop dat hij een kwetsbaar persoon is die in het verleden suïcidale uitingen heeft gedaan.
4. Verweerder stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang omdat verzoeker niet gedwongen wordt overgedragen. Overigens vindt verweerder dat hij dat verzoeker gelet op de ‘fit to fly verklaring’ kan reizen. De voor de reis benodigde medicatie en medische begeleiding is aangevraagd. Uit het patiëntendossier blijkt dat verzoekers cardiale klachten in de afgelopen drie maanden zijn uitgesloten. Voor de gestelde onomkeerbare psychische gevolgen, en voor de afhankelijkheid van de broers, is geen onderbouwing geleverd. De enkele omstandigheid dat de arts die de ‘fit to fly verklaring’ heeft opgesteld geen kennis heeft genomen van het medisch dossier van verzoeker, maakt niet dat deze verklaring onzorgvuldig is.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder op dit moment niet voornemens is om verzoeker gedwongen over te dragen. Dat volgt immers uit het verweerschrift. De aangekondigde vluchtgegevens zien uitsluitend op het faciliteren van het door verzoeker eerder toegezegde vrijwillige vertrek naar Bulgarije. Gelet hierop is het niet nodig om de overdracht van verzoeker te verbieden. Verzoekers gemachtigde heeft desgevraagd namens verzoeker het standpunt ingenomen dat verzoeker desondanks een belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening omdat het eventuele weigeren van medewerking aan de overdracht onverlet laat dat verzoeker op een later moment alsnog gedwongen zal kunnen worden overgedragen en daartoe ook in bewaring zal kunnen worden gesteld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter betreft dit echter onzekere toekomstige gebeurtenissen. Op dit moment leidt dat niet tot een noodzaak voor het treffen van een voorlopige voorziening.
6. Het verzoek wordt daarom als kennelijk ongegrond afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.