ECLI:NL:RBDHA:2024:7136
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen feitelijke overdracht van een vreemdeling in het kader van de Dublinverordening met gevolgen voor de gezondheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een Syrische vreemdeling, heeft bezwaar gemaakt tegen zijn feitelijke overdracht aan de autoriteiten van Bulgarije, zoals geregeld onder de Dublinverordening. De verzoeker heeft op 13 oktober 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag. Dit besluit is in eerdere uitspraken door de rechtbank en de Raad van State bevestigd.
De verzoeker heeft aangevoerd dat de overdracht onomkeerbare negatieve gevolgen heeft voor zijn psychische gezondheid. Hij heeft een 'fit to fly verklaring' overgelegd, maar stelt dat deze verklaring onzorgvuldig is opgesteld, omdat de arts geen kennis heeft genomen van zijn medisch dossier. De staatssecretaris heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, omdat de verzoeker niet gedwongen wordt overgedragen en dat de benodigde medische begeleiding is geregeld.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op dit moment niet voornemens is om verzoeker gedwongen over te dragen. De rechter oordeelt dat er op dit moment geen noodzaak is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de overdracht op vrijwillige basis plaatsvindt. Het verzoek om een voorlopige voorziening is daarom afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.