ECLI:NL:RBDHA:2024:7129

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
NL23.26301
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke bescherming en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van bestuursrecht en vreemdelingenrecht. De verzoeker, die een V-nummer heeft, had eerder een besluit ontvangen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd bepaald dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigde op 4 september 2023. Dit besluit werd bestreden door de verzoeker, die op 1 september 2023 beroep instelde en tevens vroeg om een voorlopige voorziening. Op 16 februari 2024 trok de verzoeker zijn beroep en verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg wel om een veroordeling van de verweerder in de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De veroordeling in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en verder uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De voorzieningenrechter oordeelde dat de verweerder op 2 september 2023 had besloten om de gevolgen van de beëindiging van het recht op tijdelijke bescherming te bevriezen voor alle vreemdelingen in een vergelijkbare situatie. Dit leidde tot de conclusie dat de verzoeker recht had op vergoeding van de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 875,-, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier, en is op 1 mei 2024 openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen verzet of hoger beroep open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.26301
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit heeft de staatssecretaris bepaald dat het recht van verzoeker op tijdelijke bescherming in de zin van Richtlijn (EG) 2001/55 en Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/381 van 4 maart 2022 eindigde op 4 september 2023 (het bestreden besluit).
Verzoeker heeft op 1 september 2023 beroep ingesteld tegen dit besluit (zaaknummer NL23.26300). Tevens heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verzoeker heeft op 16 februari 2024 zijn beroep en verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en vraagt om een veroordeling van verweerder in de proceskosten.
Verweerder heeft laten weten zich niet te verzetten tegen een toewijzing van het verzoek om een proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan verweerder bij afzonderlijke uitspraak veroordeeld worden in de proceskosten.
3. Verweerder heeft op 2 september 2023 besloten om de gevolgen van de besluiten tot beëindiging van het recht op tijdelijke bescherming te bevriezen voor alle vreemdelingen die in een vergelijkbare situatie verkeren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is
daarmee de voorlopige maatregel getroffen waar ook in het verzoek om is gevraagd. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder daarom tot het vergoeden van de door verzoeker gemaakte proceskosten.
4. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat verzoeker een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een verzoekschrift in te dienen.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Kampschuur, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 mei 2024

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen verzet of hoger beroep open.