ECLI:NL:RBDHA:2024:7124
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende uitstel van vertrek
In de zaak tussen de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. S. Zuithoff, heeft de rechtbank Den Haag op 23 april 2024 uitspraak gedaan. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet, welke aanvraag op 3 juli 2023 door de verweerder was afgewezen. Na het indienen van bezwaar tegen deze afwijzing, bleef de verweerder bij zijn standpunt in het bestreden besluit van 21 december 2023. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening op 7 maart 2024 behandeld, waarbij de verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk, de heer S. Mahmoudzadeh Anvar.
De rechtbank heeft overwogen dat, aangezien er inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep, het treffen van een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, in aanwezigheid van griffier mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, en is openbaar gemaakt op 23 april 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.