ECLI:NL:RBDHA:2024:7119
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van WIA-uitkering en regresvraagstukken in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Schoonmaakbedrijf Victoria B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, Schoonmaakbedrijf Victoria B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen de toekenning van een WIA-uitkering aan een ex-werknemer, die door verweerder op 13 juni 2023 was toegekend. Het bezwaar van eiseres werd ongegrond verklaard bij het bestreden besluit van 29 september 2023, waarna eiseres beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft op 11 april 2024 de zaak behandeld. Eiseres betoogde dat de toekenning van de WIA-uitkering onrechtvaardig was, omdat de arbeidsongeschiktheid van de werknemer het gevolg was van een verkeersongeval, waarvoor een verzekeraar aansprakelijkheid had erkend. De rechtbank oordeelde dat de toekenning van de WIA-uitkering niet gelijk te stellen was met een toerekeningsbesluit en dat de gronden van eiseres niet konden leiden tot een gegrond beroep.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.750,-, en heeft bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 365,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.