ECLI:NL:RBDHA:2024:7118
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na beroepsprocedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E. Derksen, had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet. Deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. S. Zuithoff, afgewezen. Het bestreden besluit van 21 december 2023 bevestigde deze afwijzing na bezwaar van verzoekster.
De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld tijdens een zitting op 7 maart 2024, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, aangezien er inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep, het treffen van een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, in aanwezigheid van griffier mr. M.M.A.F.C. Lienaerts. De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 april 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.