ECLI:NL:RBDHA:2024:7105

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
23-37340
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens te late indiening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.J. Eizenga, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J.R. Vreijsen. Eiseres had op 18 oktober 2022 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf, welke aanvraag op 16 augustus 2022 was afgewezen. De Staatssecretaris verklaarde het bezwaar op 14 november 2023 niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op 27 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de Staatssecretaris aanwezig was, maar eiseres en haar gemachtigde niet. De rechtbank overwoog dat een bezwaarschrift binnen vier weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend. De gemachtigde van eiseres stelde dat hij het primaire besluit niet had ontvangen en pas op 11 oktober 2022 telefonisch op de hoogte was gesteld van de afwijzing. De rechtbank oordeelde echter dat de Staatssecretaris aannemelijk had gemaakt dat het primaire besluit op 17 augustus 2022 naar het juiste adres was verzonden.

De rechtbank concludeerde dat eiseres geen feiten had aangedragen die de ontvangst van het besluit konden betwijfelen. Aangezien het bezwaar pas op 18 oktober 2022 was ontvangen, was dit te laat en had de Staatssecretaris het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak werd gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier N.J. Biswane, en werd openbaar gemaakt op 1 mei 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.37340
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [V-nummer], eiseres (gemachtigde: mr. J.J. Eizenga),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Met het besluit van 16 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. Eiseres heeft op 18 oktober 2022 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing.
Met het besluit van 14 november 2023 heeft de staatssecretaris dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet tijdig is ingediend.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit (het bestreden besluit). De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig.

Overwegingen

1. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen vier weken nadat het besluit bekend is gemaakt.1 De bekendmaking geschiedt door toezending of uitreiking aan de belanghebbenden, onder wie de aanvrager.2
2. De gemachtigde van eiseres voert aan dat hij het primaire besluit niet heeft ontvangen. Hij stelt dat hij er voor het eerst op 11 oktober 2022 telefonisch van op de hoogte is de gebracht dat het primaire besluit was genomen. Hij heeft op 18 oktober 2022 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Eiseres stelt verder dat het aan de
1. Artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 3:41 van de Awb.
staatssecretaris is om aan te tonen dat het primaire besluit bij de gemachtigde van eiseres is aangekomen. Met de, bij het bestreden besluit meegezonden, printscreen heeft de staatssecretaris volgens eiseres niet onomstotelijk aangetoond dat dit is gebeurd. Eiseres verwijst in dit kader naar een artikel van 3 juli 2023, waaruit blijkt dat PostNL problemen heeft met de bezorging van post.
3. De hoogste bestuursrechters hanteren het uitgangspunt dat, in het geval van niet- aangetekende verzending van een besluit, het bestuursorgaan aannemelijk moet maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van het besluit of ander relevant document op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Indien het bestuursorgaan de verzending naar het juiste adres aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde dat vermoeden te ontzenuwen. Daarvoor moet de geadresseerde feiten stellen op grond waarvan de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld.3
4. De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit niet aangetekend is verzonden. Wel blijkt uit het primaire besluit en de printscreen dat dit op 17 augustus 2022 naar het juiste adres is verzonden, te weten het adres van het kantoor van de gemachtigde van eiseres. Het is dan ook aannemelijk dat het primaire besluit op 18 augustus 2022, of kort nadien, op het adres van de gemachtigde van eiser is bezorgd. Dan ligt het vervolgens op de weg van eiseres om het vermoeden dat het primaire besluit is ontvangen te ontzenuwen. Het artikel van 3 juli 2023 wijst slechts op algemene problemen bij PostNL Het ziet niet op de periode op of rond 17 augustus 2022 en evenmin op het individuele geval van eiseres. De verwijzing naar de problemen bij PostNL is daarom onvoldoende om twijfel te zaaien over de ontvangst van het primaire besluit.
5. De staatssecretaris heeft de verzending van het primaire besluit aannemelijk gemaakt. Eiseres heeft geen feiten aan de orde gesteld op grond waarvan de ontvangst daarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Om die reden kan worden aangenomen dat de gemachtigde van eiseres het besluit kort na verzending heeft ontvangen. Het bezwaar had daarom uiterlijk op 14 september 2022 door de staatssecretaris ontvangen moeten zijn. De staatssecretaris heeft het bezwaarschrift op 18 oktober 2022 ontvangen. Dat is dus te laat. Eiseres heeft geen omstandigheden aangevoerd die leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. De staatssecretaris heeft het bezwaar daarom terecht niet- ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 mei 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.