ECLI:NL:RBDHA:2024:7093

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
NL24.331
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die zich richtte tegen het niet-tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn asielaanvraag. Eiser had op 13 juni 2023 zijn asielaanvraag ingediend, maar verweerder had niet binnen de wettelijk gestelde termijn beslist. Op 20 maart 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, waardoor het beroep van eiser mede gericht werd tegen dit besluit. Eiser verzocht de rechtbank om vaststelling van een bestuurlijke dwangsom en om veroordeling van verweerder in de proceskosten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat, omdat verweerder inmiddels op de aanvraag heeft beslist, het beroep van eiser niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn oorspronkelijke beroep, aangezien verweerder inmiddels heeft beslist. De rechtbank heeft ook overwogen dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, waardoor verweerder geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd is bij te late beslissingen op asielaanvragen voor bepaalde tijd.

Ten aanzien van de proceskosten heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen aanleiding is om verweerder te veroordelen in de kosten, omdat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft de verzoeken van eiser afgewezen en de uitspraak is openbaar gemaakt op 19 april 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.331
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V nummer] (gemachtigde: mr. A. Khalaf)
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op de asielaanvraag van eiser.
Op 20 maart 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Het beroep van eiser wordt geacht mede te zijn gericht tegen het inwilligend besluit.
Eiser wil nu nog dat de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vaststelt en dat zij overgaat tot veroordeling van verweerder in de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Dat is wat eiser heeft gedaan. Inmiddels heeft verweerder wel een besluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat eiser wilde en de rechtbank hoeft dit dan ook niet meer aan verweerder op te dragen. Omdat eiser het beroep niet heeft ingetrokken, moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over het beroep.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of eiser gelijk had met zijn beroep. Dit is om de volgende reden. Eiser wilde met zijn beroep bereiken dat verweerder zou beslissen op zijn asielaanvraag. Omdat verweerder inmiddels heeft beslist, heeft het beroep van eiser geen zin meer. Eiser heeft daarom geen belang meer bij zijn oorspronkelijke beroep (geen procesbelang).
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
4. Eiser wil dat de rechtbank de hoogte van de verbeurde dwangsom (de bestuurlijke dwangsom) vaststelt.
5. In de artikelen 4:17 tot en met 4:19 van de Awb staat dat het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen aan een betrokkene als het bestuursorgaan niet op tijd een beslissing neemt. Sinds 11 juli 2021 geldt de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet), waarin is bepaald dat deze artikelen niet van toepassing zijn als het gaat om een besluit op een asielaanvraag voor bepaalde tijd. Verweerder hoefde dus geen bestuurlijke dwangsommen meer te betalen als hij te laat beslist in dat soort zaken. De vraag ontstond of dit in strijd was met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 30 november 20222 is geoordeeld dat het opschorten van de bestuurlijke dwangsom geen strijd oplevert met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel. Daarmee staat vast dat verweerder geen bestuurlijke dwangsom is verschuldigd als hij te laat beslist op een asielaanvraag voor bepaalde tijd. Het beroep dat is gericht tegen het alsnog genomen besluit is daarom ongegrond.
Proceskostenveroordeling
6. Over de vergoeding van de proceskosten die eiser vraagt, overweegt de rechtbank het volgende. Eiser heeft op 13 juni 2023 zijn asielaanvraag ingediend. Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd.
7. De asielaanvraag van eiser valt onder het toepassingsbereik van de WBV 2023/3. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 13 september 2024 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling van
14 december 2023 was dan ook prematuur ingediend, hetgeen zou hebben geleid tot een niet
-ontvankelijk beroep.
8. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen, niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit, ongegrond;
  • wijst het verzoek tot proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
3 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 april 2024

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.