In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een vrijheidsontnemende maatregel die haar was opgelegd op basis van artikel 6, lid 3 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiseres, die stelt de Salvadoraanse nationaliteit te hebben, heeft op 3 december 2023 asiel aangevraagd na aankomst op Schiphol. De maatregel werd opgelegd op 7 december 2023, maar werd op 19 december 2023 door verweerder opgeheven. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 28 december 2023.
De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsontnemende maatregel rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel niet onrechtmatig was, omdat eiseres niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maakten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het beroep tegen de aanwijzing op grond van artikel 4.6 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) niet-ontvankelijk was, omdat deze aanwijzing niet ter beoordeling voorlag. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres verworpen en geconcludeerd dat het verzoek om schadevergoeding moest worden afgewezen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de overheid om voldoende tijd te nemen voor het onderzoeken van asielaanvragen en de toepassing van vrijheidsontnemende maatregelen in het kader van grensbewaking. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de opgelegde maatregel en heeft de verzoeken van eiseres afgewezen.