ECLI:NL:RBDHA:2024:707
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na eerdere uitspraak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en geboren te zijn op [geboortedatum] 1982, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen bij besluit van 23 november 2023, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De gemachtigde van verzoeker heeft de rechtbank laten weten dat zij en verzoeker niet ter zitting zullen verschijnen. De verweerder heeft een verweerschrift ingediend en toestemming gegeven om het verzoek buiten zitting af te doen. De voorzieningenrechter heeft in overweging genomen dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL23.37626) die betrekking heeft op het beroep van verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier N.J. Biswane, en is openbaar gemaakt op 17 januari 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.