ECLI:NL:RBDHA:2024:706

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
NL24.251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en informatieplicht van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vreemdelingenbewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. Eiser is op 1 januari 2024 overgenomen na een strafrechtelijke detentie en heeft tegen de opgelegde maatregel van bewaring beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, voldaan heeft aan zijn informatieplicht zoals vastgelegd in artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit (Vb). Eiser, die de Nederlandse taal voldoende beheerst, heeft geen tolk nodig gehad tijdens de zitting en is adequaat geïnformeerd over de gronden van de maatregel en zijn rechtsmiddelen.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat de maatregel niet schriftelijk in een begrijpelijke taal was uitgereikt, verworpen. De rechtbank concludeert dat eiser voldoende is geïnformeerd over zijn rechten en de juridische gronden van de bewaring. De rechtbank heeft geen redenen gevonden om de maatregel onrechtmatig te achten en heeft het beroep ongegrond verklaard. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem Bestuursrecht zaaknummer: NL24.251
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. S. Faber),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. W. Vrooman).

Procesverloop

Bij besluit van 1 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Een tolk was niet aanwezig omdat eiser de Nederlandse taal voldoende beheerst. Hij heeft in het beroepschrift aangegeven dat hij wil worden gehoord in het Nederlands. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1965. Eiser is op 1 januari 2024 overgenomen en opgehouden aansluitend aan zijn strafrechtelijke detentie op grond van artikel 50, derde lid, van de Vw. Hij is gehoord door middel van een beëdigde tolk in de Franse taal. Vervolgens heeft verweerder de maatregel van bewaring opgelegd.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en hij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging
daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld; 4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de zware en de lichte gronden niet heeft betwist. Ook ambtshalve ziet de rechtbank geen redenen waarom verweerder eiser de hiervoor genoemde zware en lichte gronden niet mocht tegenwerpen, zodat sprake is van een risico dat eiser zich zal onttrekken aan het toezicht en de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.

Is er in strijd gehandeld met artikel 5.3 van het Vb?

4. Eiser voert verder aan dat verweerder in strijd met artikel 5.3 Vb heeft gehandeld, door de maatregel niet schriftelijk in een taal die eiser verstaat uit te reiken.
4.1
Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat wel is voldaan aan het vereiste van artikel 5.3 Vb. De maatregel is aan eiser uitgereikt en aan hem is met behulp van een tolk uitgelegd welke gronden aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, dat hij beroep kan (laten) aantekenen tegen de opgelegde maatregel, dat hij te allen tijde recht heeft op kosteloze rechtsbijstand en vertegenwoordiging en dat hij een advocaat toegewezen heeft gekregen Verder is aan eiser op zijn eigen verzoek een informatiefolder uitgereikt in de Franse taal.
4.2
In artikel 5.3, eerste lid, Vb is bepaald dat de maatregel waarbij de bewaring op grond van artikel 59, 59a of 59b Vw wordt opgelegd, wordt gedagtekend en ondertekend; de maatregel wordt met redenen omkleed. Aan de vreemdeling op wie de maatregel betrekking heeft, wordt onmiddellijk een afschrift daarvan uitgereikt. Uit de uitspraak van de Afdeling van 15 november 20231 volgt dat verweerder bij het uitreiken van de maatregel van bewaring aan een vreemdeling in ieder geval schriftelijke informatie, in een taal die de
vreemdeling verstaat, dient te verstrekken waarin de mogelijkheid rechtsmiddelen aan te wenden en het recht op gratis rechtsbijstand staan vermeld en waarin een overzicht is opgenomen van de van toepassing zijnde juridische en feitelijke gronden van de bewaring.
4.3
Uit het proces-verbaal van gehoor van 1 januari 2023 blijkt dat eiser is gehoord in aanwezigheid van een Franse tolk en dat hij heeft verzocht om een informatiefolder in de Franse taal. Op de zitting is eiser echter op eigen verzoek gehoord zonder aanwezigheid van een tolk, omdat hij in voldoende mate de Nederlandse taal beheerst. Er zijn geen aanwijzingen dat hij het Nederlands niet kan verstaan. Gelet hierop en het feit dat in de maatregel van bewaring staat dat er een afschrift van de maatregel van bewaring onmiddellijk aan de vreemdeling is uitgereikt, staat vast dat eiser is geïnformeerd over de juridische en feitelijke gronden in bewaring en de mogelijkheid om in beroep te gaan. Dit geldt ook voor het recht op gratis rechtsbijstand, nu niet in geschil is dat hem een informatiefolder in de Franse taal, een taal die hij ook verstaat, is uitgereikt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in deze zaak heeft voldaan aan zijn informatieplicht. De beroepsgrond slaagt niet.
Ziet de rechtbank zelf nog redenen om de maatregel van bewaring onrechtmatig te vinden?
5. Ook ambtshalve is het de rechtbank niet gebleken dat de maatregel onrechtmatig aan eiser is opgelegd of voortduurt.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wijst de rechtbank ook het verzoek om schadevergoeding af.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 januari 2024

Documentcode: DSR33260460

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.