ECLI:NL:RBDHA:2024:7044
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toelating van een moeder tot Nederland voor gezinshereniging met haar dochter, in het licht van het EVRM en de Gezinsherenigingsrichtlijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder, eiseres, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, over de toelating van eiseres tot Nederland voor gezinshereniging met haar dochter, referente. Eiseres, van Eritrese nationaliteit, verblijft in Saoedi-Arabië en heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond heeft verklaard, omdat het belang van eiseres en referente bij toelating niet opweegt tegen het belang van Nederland om eiseres niet toe te laten. De rechtbank oordeelt dat de feitelijke band tussen eiseres en referente niet zodanig is dat deze op voorhand moet leiden tot toelating. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in Saoedi-Arabië kan blijven en dat zij daar niet in staat is om gezinsleven met referente uit te oefenen. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging van verweerder niet onterecht in het nadeel van eiseres is uitgevallen, en verklaart het beroep ongegrond.