ECLI:NL:RBDHA:2024:7044

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
NL24.808
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating van een moeder tot Nederland voor gezinshereniging met haar dochter, in het licht van het EVRM en de Gezinsherenigingsrichtlijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder, eiseres, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, over de toelating van eiseres tot Nederland voor gezinshereniging met haar dochter, referente. Eiseres, van Eritrese nationaliteit, verblijft in Saoedi-Arabië en heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond heeft verklaard, omdat het belang van eiseres en referente bij toelating niet opweegt tegen het belang van Nederland om eiseres niet toe te laten. De rechtbank oordeelt dat de feitelijke band tussen eiseres en referente niet zodanig is dat deze op voorhand moet leiden tot toelating. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in Saoedi-Arabië kan blijven en dat zij daar niet in staat is om gezinsleven met referente uit te oefenen. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging van verweerder niet onterecht in het nadeel van eiseres is uitgevallen, en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.808

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. J.C.A. Koen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 maart 2024 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Verder waren aanwezig [naam referente] (referente), [naam vader referente] (vader van referente) en A. Mohammedali als tolk.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Eritrese nationaliteit. Zij verblijft in Saoedi-Arabië. Referente is haar minderjarige biologische dochter, geboren op [geboortedatum] . Referente is in 2018, samen met haar broertje en haar vader, vanuit Saoedi-Arabië naar Nederland gekomen, omdat vader zich destijds bij zijn gezin met echtgenote [naam echtgenote] wilde voegen. Referente woont sindsdien in dit gezin van haar vader. Op 14 september 2019 heeft vader namens referente een aanvraag ingediend om aan eiseres een mvv [1] te verlenen met het doel dat eiseres op grond van artikel 8 van het EVRM [2] als familie- of gezinslid bij referente kan verblijven (de aanvraag). Bij besluit van 30 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Het bezwaar daartegen is op 26 juli 2022 ongegrond verklaard. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft het beroep tegen het besluit van 26 juli 2022 op 28 februari 2023 gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Dit heeft geleid tot het bestreden besluit.
2. Verweerder neemt in het bestreden besluit aan dat tussen eiseres en referente gezinsleven bestaat zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Het in dit artikel gewaarborgde recht op uitoefening van het gezinsleven dwingt volgens verweerder echter niet tot toelating van eiseres tot Nederland. Verweerder concludeert daarbij dat het belang van eiseres en referente bij toelating van eiseres tot Nederland minder zwaar weegt dan het belang van Nederland om eiseres niet toe te laten. De aard en intensiteit van het gezinsleven tussen eiseres en referente (en haar broertje) is niet zodanig dat hieruit de verplichting volgt om eiseres toe te laten. Daarbij is van belang dat referente niet gedwongen uit Saoedi-Arabië is vertrokken, maar dat dit een keuze is geweest van haar vader én moeder. Referente en haar broertje kunnen hun gezinsleven met eiseres ook opnieuw in Saoedi-Arabië uitoefenen. Beide kinderen hebben lange tijd in Saoedi-Arabïe gewoond en hebben dan ook sterke banden met dit land. Eiseres heeft, behalve haar kinderen, geen banden met Nederland. Dat eiseres niet tot Nederland wordt toegelaten is volgens verweerder gelet op het voorgaande niet in strijd met het belang van het kind. Nederland hanteert een restrictief toelatingsbeleid. Als eiseres tot Nederland zou worden toegelaten, leidt dat tot een polygame situatie, omdat er vanuit moet worden gegaan dat de vader van referent in Saoedi-Arabië met eiseres gehuwd was terwijl niet is gebleken dat zij inmiddels zijn gescheiden. Daarnaast is te voorzien dat eiseres langdurig een beroep zal moeten doen op de openbare kas en overige publieke middelen.
3. Eiseres stelt dat verweerder moet beslissen met inachtneming van artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn (Ghri). Het is volgens eiseres tegenstrijdig om tegen te werpen dat het vertrek van referente een keuze was, terwijl Nederland zich anderzijds eerder gehouden zag om aan haar een mvv te verlenen. Eiseres heeft niet uitdrukkelijk verklaard [3] afstand te doen van de uitoefening van het gezinsleven met referente. Het ontbreken van een verzorgende rol doet niet af aan haar biologische band met referente. Er is telefonisch contact. De emotionele rol is niet overgenomen door stiefmoeder. Het is niet mogelijk voor referente om terug te keren naar Saoedi-Arabië, want eiseres heeft onvoldoende middelen om haar kinderen te onderhouden. Zij heeft niet langer een sponsor. Inmiddels heeft referente ook intensievere banden met Nederland dan met Saoedi-Arabië. Uit het arrest Olsson volgt het recht van referente om met haar moeder te worden herenigd. Uit het Marckx arrest [4] en het verblijfsrecht van referente in Nederland volgt dat zij in de nabijheid van haar vader moet kunnen opgroeien. Het is in het belang van het kind dat referente in Nederland verblijft. Verder bestaan voor zowel de echtgenote van vader als haar dochter objectieve belemmeringen om het gezinsleven in Eritrea uit te oefenen. Verweerder betrekt het ontbreken van een verblijfsrecht op grond van de Ghri ten onrechte in het nadeel van eiseres in de belangenafweging. Toelating tot Nederland leidt niet tot een polygame situatie, want referente is de gezinshereniger en eiseres en de vader gaan niet samenwonen. Het gevreesde beroep op de openbare kas is een algemeen argument. Eiseres heeft aangegeven dat ze wil werken. Het is daarnaast vaag en een vorm van institutioneel racisme om het beroep op de publieke middelen tegen te werpen. Door te wijzen op de noodzaak van zelfstandige huisvesting onderstreept verweerder dat geen sprake zal zijn van polygamie.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Uit de verklaringen van eiseres en de vader van referente tijdens de gehoren van de ambtelijke commissie op 14 december 2023 blijkt dat het vertrek van referente en haar broertje het gevolg is geweest van de keuze van haar vader om zich bij zijn echtgenote en kinderen in Nederland te voegen. Eiseres heeft verklaard dat zij hiermee heeft ingestemd omdat zij financieel geen mogelijkheid zag om haar kinderen alleen in Saoedi-Arabië op te voeden. Ze heeft steeds het voornemen gehad om haar kinderen later achterna te reizen. Verweerder heeft uit de verklaringen terecht afgeleid dat geen sprake is geweest van een daadwerkelijk gedwongen scheiding van eiseres en referente. Uit de verklaringen blijkt verder dat eiseres haar kinderen sinds 2018 niet meer heeft gezien en dat het contact met referente en haar broertje bestaat uit dagelijks of wekelijks telefonisch contact. Van een praktisch verzorgende rol is geen sprake. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder op grond van het voorgaande terecht dat de feitelijke band tussen eiseres en referente niet zodanig is dat deze op voorhand dient te leiden tot de toelating van eiseres. Dat zij en haar kinderen elkaar missen is hiervoor niet voldoende.
5. Verweerder kan er daarbij van uitgaan dat referente en haar broertje het gezinsleven met eiseres ook in Saoedi-Arabië kunnen uitoefenen. Verweerder heeft de onderscheiden banden met Nederland en Saoedi-Arabië voldoende in zijn beoordeling betrokken en gemotiveerd. Eiseres heeft op haar beurt niet aannemelijk gemaakt dat zij daar niet langer een verblijfsrecht heeft. Ook anderszins is niet gebleken van een objectieve belemmering voor het uitoefenen van het gezinsleven in Saoedi-Arabië.
6. De omstandigheid dat referente niet haar beide biologische ouders in haar nabijheid heeft, is het gevolg van hun keuze en wordt niet veroorzaakt door het bestreden besluit. Daarbij volgt uit de aanvraag van referente juist dat zij na toelating van haar moeder niet langer deel uit zal maken van het gezin van haar vader. Voor zover het in het belang is van referente dat zij in Nederland verblijft, is daarin voorzien met haar huidige verblijfsvergunning en verandert er niets met de weigering om eiseres toe te laten tot Nederland.
7. Verweerder heeft in zijn belangenafweging mogen betrekken dat Nederland een terughoudend migratiebeleid voert en in beginsel geen gezinshereniging toestaat van personen die geen rechten kunnen ontlenen aan de Ghri, zoals eiseres. De in artikel 17 van de Ghri voorgeschreven belangenafweging is in hun geval gelijk aan de belangenafweging zoals die op grond van artikel 8 van het EVRM is vereist. In dat verband heeft verweerder het Nederlands economisch belang ook zoals gemotiveerd in het bestreden besluit ten nadele van eiseres kunnen meewegen.
8. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 28 februari 2023 geconcludeerd dat de polygame situatie waarop artikel 3.16 van het Vb ziet niet aan de orde was, nu referente en niet haar vader de hoofdpersoon is en daarnaast het aangaan van een affectieve relatie naast een huwelijk of geregistreerd partnerschap niet verboden is. Eiseres heeft vervolgens tijdens het gehoor door de ambtelijke commissie erkend dat zij en de vader van referente in Saoedi-Arabië hebben samengeleefd als gezin. Verweerder heeft hierop in het bestreden besluit, met verwijzing naar landeninformatie over Saoedi-Arabië, overwogen dat dit samenleven alleen mogelijk kan zijn geweest indien sprake was van een huwelijk. Dit was ook een vereiste voor de geboorteregistratie van referente. Eerst in reactie hierop heeft eiseres gesteld dat een en ander mogelijk is geweest op basis van een valse huwelijksakte, evenwel zonder hiervoor enig bewijs te tonen. Evenmin heeft eiseres onderbouwd dat zij inmiddels is gescheiden van de vader van referente. Dat de situatie zoals bedoeld in artikel 3.16 van het Vb nog altijd niet aan de orde is, neemt dan niet weg dat verweerder in het kader van zijn belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM met het oog op de openbare orde wel bezwaar kan hebben tegen de overkomst van een tweede echtgenote van de vader van referente.
9. Verweerder heeft de belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM niet ten onrechte in het nadeel van eiseres laten uitvallen.
10. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Er is geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Europees Hof voor de rechten van de Mens (EHRM) 24 maart 1988, zaak 10465/83.
4.EHRM 13 juni 1979, zaak 6833/74.